01 Politie-cao 2025-2027 - inkomen

Deze gelden voor alle politiemedewerkers met een salaris. Ze werken ook allemaal door in de aanvullende werkgeversuitkeringen wegens ziekte. Politievrijwilligers en vakantiewerkers komen niet in aanmerking voor deze verhogingen.

De huidige manier van belonen voor aspiranten komt te vervallen. De beloning van aspiranten wordt verbeterd en vereenvoudigd. Er worden twee nieuwe salarisschalen voor aspiranten toegevoegd aan de reguliere beloningssystematiek van de politie:

● Basispolitieonderwijs (niveau 2 t/m 4)
● Schaal voor Hoger Politieonderwijs (niveau 5 t/m 7)

Dit betekent dat de huidige tegemoetkoming voor aspiranten zonder werkervaring in het eerste leerjaar komt te vervallen. Deze wordt vervangen door een salaris dat duidelijk hoger is dan de huidige tegemoetkoming. De tegemoetkoming in het eerste leerjaar voor het basispolitieonderwijs is nu € 1.222,01 per maand en voor het hoger politieonderwijs € 1.333,09 per maand.

Met de aanpassing in de reguliere salarisschalen wordt dit voor een 18-jarige die start met de basispolitieopleiding en geen werkervaring heeft € 1.457,59 per maand. Voor een 19-jarige wordt dit € 1.942,88 per maand en vanaf 20 jaar € 2.411,84 per maand.

Voor een aspirant die hoger onderwijs gaat volgen, wordt dit respectievelijk € 1.523,84, € 2.031,16 en € 2.519,72 per maand. Deze bedragen worden nog verhoogd met het afgesproken percentage loonontwikkeling in deze cao.

Voor aspiranten met minimaal een jaar werkervaring wordt de manier van belonen vereenvoudigd. Afhankelijk van het aantal jaren werkervaring vindt de inschaling in de aspirantenschaal plaats. Bijbaantjes en stages tellen voor de werkervaring niet mee. Zie het onderstaande document voor de nieuwe aspirantenschalen en de wijze van inschaling met werkervaring.


De ingangsdatum is 1 augustus 2026. Dat betekent dat aspiranten die per 1 augustus 2026 een tegemoetkoming ontvangen op dat moment overgaan naar het aspirantensalaris. Aspiranten die op 1 augustus 2026 een salaris ontvangen op grond van de huidige aspirantenschalen, gaan op dat moment over naar het nieuwe aspirantensalaris.

Voor de aspiranten die op 1 augustus 2026 een salaris ontvangen op grond van de reguliere salarisschalen, wijzigt niets.

De insteek van de bonden bij deze onderhandelingen was om structurele verbeteringen af te spreken voor de ORT. Over de manier waarop dit moest gebeuren, konden vakbonden en werkgever het echter niet eens worden. Daarom is er uiteindelijk voor gekozen om akkoord te gaan met een structureel goede salarisverhoging die voor alle politiemedewerkers geldt én die ook doorwerkt in de toelages zoals de ORT, consignatievergoeding, ME-vergoeding, overwerkvergoeding en verschuivingsvergoeding.

De ORT stijgt de komende twee jaar als volgt:

  • vanaf 1 december 2025 met 1%;
  • vanaf 1 maart 2026 met 2%;
  • vanaf 1 september 2026 met 2%;
  • vanaf 1 januari 2027 met 2%;
  • vanaf 1 januari 2027 met 1,4% vanwege de invoering van de inwisselbare feestdagen;
  • vanaf 1 juli 2027 met 1,5%.

Hierdoor stijgt de ORT in totaal met ongeveer 10%:

  • laag tarief (doordeweekse nachten / weekend overdag): van € 5,04 naar € 5,56 per uur
  • hoog tarief (weekendnachten): van € 7,57 naar € 8,35 per uur
  • consignatievergoeding: van € 2,54 naar € 2,76 per uur

Bovenstaande bedragen zijn nog niet officieel berekend op basis van 3 cijfers achter de komma. Er kan hierdoor een marginale afwijking in de definitieve bedragen zitten.

Ontvang je een WIA-uitkering, dan wordt die na ontvangst van een eenmalige extra uitbetaling door de werkgever eenmalig verlaagd door het UWV. Je houdt ongeveer een derde van het extra bedrag over. Er komt geen structurele verlaging van je WIA-uitkering. Houd dus wel rekening met een eenmalige lager WIA-uitkering na ontvangst van de eenmalige uitkering vanuit de werkgever.

Ontvang je een WAO-uitkering, dan zijn de (financiële) gevolgen erg afhankelijk van je individuele situatie. Naast een blijvende korting op je WAO-uitkering kan de ontvangst van eenmalige uitkeringen ongunstig zijn voor je invaliditeitspensioen of herplaatsingstoelage. Het korps heeft daar geen invloed op. Dit is landelijke regelgeving vanwege het sociale zekerheidsstelsel.

Om ongewenste blijvende effecten te voorkomen, kunnen collega’s met een WAO-uitkering gebruikmaken van de optie om af te zien van de eenmalige uitkeringen. Er is helaas geen algemeen advies te geven wat verstandig is om te doen. De gevolgen zijn afhankelijk van jouw individuele uitkeringssituatie.

Voor de duidelijkheid: de hierboven genoemde ongunstige gevolgen van de inrichting van ons sociale zekerheidsstelsel zijn niet te voorkomen. De uitkeringen zijn op grond van de cao voor alle medewerkers geregeld en daarin mag vervolgens geen onderscheid meer worden gemaakt.

Nee, deze uitkeringen zijn uitsluitend bedoeld voor collega’s die in deze maanden in dienst zijn van het korps. Vanaf het moment dat je RVU in gaat, ben je officieel met ontslag en heb je als voormalig ambtenaar geen aanspraak meer op deze extra beloning.

Uit ervaring weten we dat je de waarde van cao-salarisafspraken beter kunt beoordelen door ze op middellange termijn te vergelijken met de ontwikkeling van de inflatie. Mede door het langjarige karakter van de meeste cao’s zitten de salarisverbeteringen de ene keer boven en de andere keer onder de inflatiepercentages.

De loonstijgingen uit de vorige CAO (+5% per 1 juli 2024 en +2% per 1 januari 2025) compenseren samen de inflatie over 2024 en 2025. Deze inflatie wordt door het CBS en DNB geraamd op in totaal circa 6,3%. Met een cumulatieve loonstijging van +7% is in deze periode de inflatie dus gedekt en is er sprake van een lichte verbetering van de koopkracht.

In de nieuwe CAO is een loonstijging van in totaal 8,5% afgesproken voor december 2025 tot en met 15 december 2027. Daar staat tegenover een verwachte inflatie van circa 4,6% in diezelfde periode. Op basis van deze cijfers zal de nieuwe CAO de inflatie dus ruim compenseren. Politiemedewerkers kunnen dus rekening houden met verbetering van de koopkracht, als de inflatie zich ontwikkelt zoals nu voorspeld wordt.

Nee, er zijn geen nadelige gevolgen voor huidige aspiranten. Het uitgangspunt is dat ze, met de invoering van dit nieuwe beloningsbeleid, niet worden benadeeld.

Ja dat klopt. In de overbruggingsregeling RVU uit 2024 is afgesproken dat de doorwerkbonus wordt toegekend aan medewerkers uit de jaargang 1961 die tot hun AOW-leeftijd blijven doorwerken. Voor de medewerkers geboren in 1962, 1963, 1964 en het eerste kwartaal van 1965 geldt er geen doorwerkbonus.

De enige voorwaarde om voor deze eenmalige uitkeringen in aanmerking te komen, is dat je in de maand van uitbetaling in dienst bent van de Nationale Politie. Ook alle aspiranten kunnen dus een of meer van deze uitkeringen tegemoet zien.

Ben je in december 2025 of september 2026 met (gedeeltelijk) onbezoldigd buitengewoon verlof, dan heb je minder of helemaal geen aanspraak op deze eenmalige uitkeringen. De enige uitzonderingen hierop zijn de politievrijwilligers en vakantiewerkers. Omdat deze eenmalige uitkeringen incidenteel zijn, werken ze door in de aanvullingen van de werkgever op uitkeringen wegens ziekte. De hoogte daarvan is namelijk exclusief gekoppeld aan het structurele beloningssysteem (= de salarisschalen).

De hoogte van de eenmalige uitkering is gebaseerd op een dienstverband van 36 uur. Bij een andere omvang van het dienstverband is het bedrag naar rato, ook als de omvang van het dienstverband meer dan 36 uur is. Bij een dienstverband van 38 uur is de eenmalige uitkering € 1.161,11 en bij een dienstverband van 40 uur € 1.222,22.

Afzien van deze uitkering kan verstandig zijn als je bijvoorbeeld (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt bent én een oude WAO-uitkering ontvangt. Meer informatie volgt in oktober, als we de mogelijkheid om af te zien beschikbaar gemaakt hebben. Doe je niets, dan zal de eenmalige uitkering uitbetaald worden met het salaris van december.

02 Politie-cao 2025-2027 - IKB (Individueel Keuze Budget)

IKB-netto
Per 1 januari 2026 wordt het IKB-netto verhoogd naar € 500 netto per jaar. Dit is een stijging van € 123. Aangezien het IKB-netto meestijgt met de salarisverhogingen in de CAO, wordt per januari 2026 ook de salarisverhoging van 1% uit december 2025 meegenomen in de verhoging. Dit geldt ook voor de salarisverhogingen in 2026. Het IKB-netto voor 2026 komt daardoor uit op €515,91.

Door de salarisverhogingen in 2027 zal het IKB-netto in dat jaar worden verhoogd naar €538,61.

Studieschuld bij DUO aflossen via IKB-netto
Vanaf het derde kwartaal van 2026 kunnen medewerkers een deel van hun studieschuld bij DUO aflossen via het IKB-netto. Dit wordt een nieuw bestedingsdoel voor het IKB-netto. De regeling waarbij je het IKB-netto over vijf kalenderjaren kunt voorschieten, is ook van toepassing op dit nieuwe doel. Daarnaast komt er een declaratiemogelijkheid van € 300 per jaar voor het aflossen van de studieschuld. Deze declaratie is een aparte regeling en valt buiten het IKB.

Kopen van vakantie-uren uit het IKB-bruto
De jaarlijkse mogelijkheid om maximaal 80 uur te kopen om minder te werken wordt vanaf 1 januari 2027 toegevoegd aan het IKB-bruto. Dit wordt toegevoegd aan de huidige mogelijkheid voor het kopen van vakantie-uren. Dat betekent dat medewerkers in 2027 maximaal 108,8 uur vakantie-uren kunnen kopen bij een dienstverband van 36 uur.

Het voordeel hiervan is dat medewerkers het hele jaar door kunnen kiezen om deze uren te kopen, zonder gebonden te zijn aan een specifiek aanvraagmoment. Daarnaast wordt er geen inhouding op het salaris meer gedaan voor de gekochte uren. Dit betekent dat je over dat deel van de uren geen IKB meer opbouwt. Het maakt het dus financieel voordeliger om de vakantie-uren via het IKB-bruto te kopen in plaats van via het salaris.

Feestdagen
Verder worden drie christelijke feestdagen (Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag) toegevoegd aan het IKB-bruto. Deze dagen worden niet langer als algemene feestdagen of vrije dagen aangemerkt. De waarde van deze feestdagen wordt aan het IKB-bruto toegevoegd. Dit leidt tot een verhoging van het IKB-bruto percentage met 1,15%. Zo wordt het mogelijk om 21,6 (3x 7,2) uur vakantie te kopen bij een dienstverband van 36 uur. Je hebt hierdoor meer flexibiliteit en je kunt ook kiezen om andere (feest)dagen vrij te zijn, of geen vakantie-uren te kopen en het budget uit te laten betalen op een door jou gekozen moment.

Door deze wijzigingen kan je in totaal 130,4 uur vakantie-uren kopen vanuit het IKB-bruto bij een dienstverband van 36 uur. Deze uren worden bijgeschreven op je verlofkaart en vallen onder de vervaltermijn van regulier vakantieverlof. Dit betekent dat ze uiterlijk in het volgende kalenderjaar moeten worden opgenomen. Het aantal te kopen vakantie-uren wordt altijd (rekenkundig) afgerond op hele uren.

Door de verhoging van het IKB-netto wordt je voorschot sneller afgelost. Als je een voorschot hebt aangevraagd over een periode van 5 jaar, betekent dit dat je in 2028 al wat IKB-netto te besteden hebt, in plaats van pas in 2030. Hieronder een voorbeeld van hoe dit werkt.

Stel dat je in 2025 een elektrische fiets hebt aangeschaft en daarvoor het volledige voorschot van het IKB-netto aangevraagd over 5 jaar. In dat geval ontvang je in totaal € 1.885 (5 keer € 377). Omdat het IKB-netto in 2026 stijgt naar € 515,91 en in 2027 naar € 538,61, ben je in 2028 al klaar met het aflossen van je voorschot, in plaats van eind 2029. Je hebt dan in 2028 zelfs nog een bedrag over aan IKB-netto om dat jaar te besteden. Op basis van het bedrag in 2027 van € 538,61, zou je in 2028 nog € 85 te besteden hebben aan de doelen binnen het IKB-netto. Het bedrag kan zelfs hoger uitvallen, omdat we dan alweer in een periode na de volgende CAO-onderhandelingen zitten.

Niet alle politiemedewerkers zijn standaard vrij op Tweede Paasdag. Als je bijvoorbeeld in de noodhulp werkt, kan dat betekenen dat je juist op deze dag moet werken. Als je een meer kantoorgebonden functie hebt, ben je meestal standaard vrij.

Op dit moment worden de volgende dagen van je jaarwerkplan (je te werken uren op jaarbasis) afgetrokken:

  • Nieuwjaarsdag
  • Tweede Paasdag
  • Hemelvaartsdag
  • Tweede Pinksterdag
  • Beide kerstdagen
  • Koningsdag
  • Bevrijdingsdag

Als je nu werkt op Tweede Paasdag, betekent dit dat je ergens anders in het jaar minder hoeft te werken. Deze uren zijn dan al in mindering gebracht op je totaal te werken uren. Werk je op kantoor in een vast patroon, dan ben je gewend om Tweede Paasdag als vrije dag te hebben.

In de lopende CAO afgesproken om te streven naar inwisselbare feest- en gedenkdagen. Dit omdat de feestdagen die nu in mindering worden gebracht op het jaarwerkplan niet door alle politiemedewerkers als feestdag worden gezien en er andere dagen zijn waarop medewerkers behoefte hebben aan vrije tijd (bijvoorbeeld door culturele achtergrond, leefstijl, geloof of levensovertuiging). Concreet betekent het dat Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag niet langer automatisch als feestdag worden aangemerkt. De uren die daarvoor werden afgetrokken, worden nu toegevoegd aan de mogelijkheid om vakantie-uren te kopen via het IKB-bruto.

Met deze wijziging kan je zelf bepalen of en wanneer je vakantie-uren wilt kopen uit het IKB. Je kunt deze uren opnemen op Tweede Paasdag, maar je kunt ook elke andere gewenste dag kiezen. Als het kantoor op deze feestdagen gesloten is, word je door je leidinggevende in de gelegenheid gesteld om die dag te werken. Dit kan dan bijvoorbeeld thuis of in een ander politiegebouw in de buurt, als je reguliere werkplek gesloten is. Automatisch of verplicht vrij zijn op deze dagen is dus niet meer het geval.

Op dit moment kun je vanuit het IKB-bruto maximaal 28,8 uur vakantie-uren kopen. Daarnaast wordt er binnenkort de waarde van drie ‘inwisselbare’ feestdagen toegevoegd. Hierdoor kun je nog meer flexibiliteit krijgen.

Nu heb je de mogelijkheid om 80 uur minder te werken met een separate regeling (met een inhouding op je salaris) Deze 80 uur moet je nu op een vast moment aanvragen. Met de toevoeging van de mogelijkheid om 80 vakantie-uren te kopen vanuit het IKB, worden alle opties om extra verlof te kopen samengevoegd, waardoor het proces overzichtelijker, flexibeler en eenvoudiger wordt.

Het grote voordeel is dat je vakantie-uren nu op elk gewenst moment kunt kopen vanuit het IKB-bruto. Je koopt de uren, en deze worden bijgeschreven op je verlofkaart, zodat je ze later kunt opnemen. Je hoeft dus niet direct te bepalen wanneer je de uren opneemt. Let er wel op dat de gekochte uren na twee jaar vervallen als ze niet zijn opgenomen, aangezien de reguliere regels voor vakantieverlof van toepassing zijn.

Met de nieuwe mogelijkheid om je IKB-netto in te zetten voor de aflossing van je studieschuld bij DUO, komt er een extra bestedingsdoel bij. Je kunt hiervoor ook gebruik maken van de voorschotmogelijkheid. Dit betekent dat je vanaf het nieuwe IKB-netto bedrag van € 515,91 per jaar in 2026, dit over vijf jaar kunt inzetten om een totaalbedrag van € 2.579,55 af te lossen op je studieschuld bij DUO.

Daarnaast komt er een extra declaratiemogelijkheid van € 300 per jaar, specifiek voor de aflossing van je studieschuld. Dit betekent dat je jaarlijks in totaal ruim €800,- netto kunt aflossen voor je studieschuld bij DUO. Binnen de sector politie is er een ander IKB dan binnen de sector Rijk, waardoor de regeling anders vormgegeven is. Het voordeel binnen de politie is hiermee wel vergelijkbaar, € 800 netto aflossing bij DUO mogelijk per kalenderjaar.

Het IKB-netto is bedoeld als een onkostenvergoeding voor bijvoorbeeld de aanschaf van een duurzaam vervoermiddel of sportartikelen. Het verhoogt dus niet je bruto-inkomen. De ophoging van het IKB-netto heeft dus geen invloed op je uitkering.

Het lage ORT-tarief is van toepassing voor het werken op Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag. Als deze dagen niet langer als feestdag worden aangemerkt voor de politie, komt de ORT voor werken op deze dagen te vervallen. De besparing die hiermee ontstaat, wordt gebruikt om zowel het hoge als het lage ORT-tarief per 1 januari 2027 met 1,4% te verhogen.

Bij een 36-urige werkweek is een werkdag gemiddeld 7,2 uur. Als je kiest voor een 4 x 9-uren-schema (vier dagen van 9 uur), betekent dit niet dat je meer verlofuren krijgt. Je neemt voor een vrije dag dan 9 uur verlof op in plaats van 7,2 uur, maar je hoeft ook minder dagen in het jaar te werken waarvoor je verlof nodig hebt.

03 Politie-cao 2025-2027 - RVU (geboortejaren 1962 - 1e kwartaal 1965)

We begrijpen dat er bij collega’s veel vragen leven over het onderhandelingsresultaat en de afspraken die zijn gemaakt over de RVU. Het is dan goed om te weten dat we als sector politie rekening moeten houden met het landelijk akkoord dat het kabinet afgelopen najaar met de werkgevers en de vakcentrales over de RVU heeft gesloten.

Onderdeel van dit akkoord is de afspraak om de doelgroep van de RVU scherp af te bakenen: volgens het landelijk akkoord geldt de RVU voortaan alleen nog voor werknemers die zwaar werk hebben dat niet vol te houden is tot de AOW-leeftijd en die ook geen mogelijkheid hebben om ander, minder zwaar werk op te pakken. De RVU is dus bedoeld als een vangnetregeling voor situaties waarin het echt niet meer gaat. De afspraken die we in de cao maken, moeten aan deze voorwaarden voldoen.

Als dat niet het geval is, krijgen we van het kabinet geen toestemming om deze cao te sluiten. En dat betekent in het ergste geval dat er helemaal geen RVU komt voor de geboortejaren 1962 en verder. We zijn dus verplicht om strengere criteria af te spreken, maar hebben bij het kabinet wel extra ruimte kunnen bedingen ten opzichte van het landelijk akkoord. Zo hoef je niet meer op een functie in het domein uitvoering werkzaam te zijn op het moment dat je met RVU gaat. We moeten nog wel de toets van TNO afwachten.

We begrijpen uiteraard dat de collega’s die niet aan de striktere voorwaarden voldoen teleurgesteld zijn. Voor deze collega’s, bijvoorbeeld leidinggevenden of medewerkers in de ondersteuning, geldt overigens dat zij wel in aanmerking kunnen komen voor de RVU als zij op op basis van een vorige functie wel voldoen aan het gevraagde aantal jaren in het domein uitvoering en het aantal politiedienstjaren. Maar de kern van de zaak is dat we als sector politie afhankelijk zijn van het kabinetsbeleid en de afspraken die eerder op de landelijke tafels over de RVU zijn gemaakt. We hebben verder geen ruimte om daarvan af te wijken.   

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de RVU is voor politiemedewerkers met geboortejaar 1962 hetzelfde als voor de politiemedewerkers met geboortejaar 1961. Je moet 35 politiejaren hebben, waarvan 25 zware jaren. Dit hoeft niet aaneengesloten te zijn. Voor de 35 politiejaren tellen ook de jaren mee, die zijn doorgebracht als algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Marechaussee, FIOD en Douane en de jaren bij de spoorwegpolitie voor degenen die zijn overgekomen in 2000.

Voor de 25 zware jaren zijn de jaren doorgebracht in een functie in het domein uitvoering, of een logische voorloper daarvan, en de jaren met een executieve status.

Het maandbedrag van € 2.273 is vrijgesteld van de RVU-heffing en geldt voor een periode van twee jaar. Dit bedrag mag in drie jaar verspreid worden uitbetaald en het wordt jaarlijks geïndexeerd.

Voor politiemedewerkers geboren in 1963, 1964 en het eerste kwartaal van 1965 worden de voorwaarden aangescherpt om te kunnen voldoen aan de eisen van het landelijk akkoord gezond naar het pensioen van 2024 en daarmee een fiscaal vrijgestelde RVU te kunnen behouden.

1963:
Om in aanmerking te komen voor de RVU, moet je 35 politiejaren hebben, waarvan 27 zware jaren. Deze jaren mogen onderbroken zijn. Voor de 27 zware jaren tellen alleen de jaren mee die zijn doorgebracht in een functie die valt onder het domein uitvoering van het LFNP of een logische voorloper daarvan. Het hebben van een executieve status terwijl er een functie wordt uitgeoefend in het domein leiding of ondersteuning, telt niet langer mee voor de zware jaren in het kader van de RVU. De reden hiervan is dat op grond van het landelijk akkoord een RVU alleen terecht mag komen bij zwaar werk. Het werk is daarbij bepalend en niet de status.

De 27 zware jaren moeten binnen de periode van 35 jaar voorafgaande aan de RVU liggen. Als je langer dan 8 jaar voorafgaande aan de RVU niet meer werkzaam was in een functie in het domein uitvoering, dan kom je niet in aanmerking voor de RVU.

Voor de zij-instromers geld dat vanaf 1963 ook de jaren meetellen die in een functie in een andere sector zijn doorgebracht waarvoor een RVU geldt die door TNO-akkoord is getoetst. Wel moet de zij-instromer ook minimaal 25 jaren bij de politie hebben gewerkt. De jaren die zijn doorgebracht bij de spoorwegpolitie tellen ook mee van de medewerkers die eerder dan 2000 zijn overgekomen naar de politie.

De bijdrage is maximaal het fiscaal vrijgestelde bedrag voor een periode van twee jaar en dit bedrag mag gespreid worden over drie jaar.

1964:
Voor 1964 geldt een verdere aanscherping van 35 politiejaren waarvan 28 zware jaren om in aanmerking te komen voor de RVU. Deze 28 zware jaren moeten binnen de periode van 35 jaar voorafgaande aan de RVU liggen. Ben je langer dan 7 jaar voorafgaande aan de RVU niet meer werkzaam in een functie in het domein uitvoering dan kom je niet in aanmerking voor de RVU. De andere voorwaarden zijn zoals beschreven voor 1963.

Eerste kwartaal 1965:
Voor de politiemedewerkers geboren in het eerste kwartaal van 1965 geldt een nog verdere aanscherping van 35 politiejaren waarvan 30 zware jaren om in aanmerking te komen voor de RVU. Deze 30 zware jaren moeten binnen de periode van 35 jaar voorafgaande aan de RVU liggen. Ben je langer dan 5 jaar voorafgaande aan de RVU niet meer werkzaam in een functie in het domein uitvoering dan kom je niet in aanmerking voor de RVU. De andere voorwaarden zijn zoals beschreven voor 1963.

Overzichtstabel met voorwaarden:

Nee, deze uitkeringen zijn uitsluitend bedoeld voor collega’s die in deze maanden in dienst zijn van het korps. Vanaf het moment dat je RVU in gaat, ben je officieel met ontslag en heb je als voormalig ambtenaar geen aanspraak meer op deze extra beloning.

Vanaf geboortejaar 1963 wordt het vereiste aantal zware jaren opgehoogd. Voor politiemedewerkers geboren in het eerste kwartaal van 1965 geldt dat ze uiteindelijk 30 zware jaren moeten hebben, in plaats van de huidge 25. Daarnaast tellen vanaf dat moment alleen de zware jaren die je hebt gewerkt in functies binnen het LFNP-domein uitvoering of een logische voorloper daarvan (voor 2012). Het hebben van een executieve status op zich is niet meer voldoende voor het meetellen als zware jaren.

Ook moeten de zware jaren niet te lang voor je RVU liggen. Je moet dus nog ‘redelijk recent’ zwaar werk hebben gehad en niet bijvoorbeeld de laatste 15 jaar van je loopbaan in de ondersteuning gewerkt hebben. Er wordt gekeken naar de laatste 35 jaar van je loopbaan en daarbinnen wordt gekeken naar het zware werk. Zo moet voor 1963 dat zware werk binnen 8 jaar voorafgaande aan RVU vallen, voor 1964 is dat binnen 7 jaar en voor het eerste kwartaal van 1965 geldt dat dit uiterlijk binnen 5 jaar voor RVU moet liggen.

Deze aanscherpingen zijn afgesproken om binnen de kaders van het landelijk akkoord uit 2024 te blijven. Het uitgangspunt van dit akkoord is dat de RVU alleen fiscaal vriendelijk kan worden afgesproken voor zwaar werk en dat duurzame inzetbaarheid het doel is zodat medewerkers gezond het pensioen kunnen bereiken. Voor zwaar werk moet dan gekeken worden naar de werkzaamheden. Een executieve status is niet voldoende om als zwaar werk te kunnen gelden. Dat deze nog wel meetelde als zware jaren voor de huidige tijdelijke RVU had te maken met de oude vroegpensioenafspraken uit 2006 waarbij TBF-rechten waren verbonden aan de executieve status en als slijtend aangemerkte functies. Omdat het landelijk akkoord een gerichte duiding van zware functies vereist wordt voor de nieuwe RVU aangesloten bij het werk in domein uitvoering wat zich onder andere kenmerkt door onvermijdelijk verzwarende werkzaamheden en frequente onregelmatige werktijden.

De reden voor deze aanscherping is dat het landelijke akkoord duurzame inzetbaarheid vooropstelt. De duurzame inzetbaarheid en het resultaat van de alle maatregelen die dat positief beïnvloedden moeten voorrang hebben boven een RVU. Eerder minder slijtend werk vervullen is een vorm van duurzame inzetbaarheid waardoor het werk langer is vol te houden. De korpschef kan, op basis van de hardheidsclausule, in schrijnende gevallen afwijken van de RVU-voorwaarden met betrekking tot het aantal politiedienstjaren en/of zware politiedienstjaren, als dit in bepaalde gevallen leidt tot onbedoelde gevolgen.

De RVU-afspraken in het onderhandelaarsresultaat gelden vanaf geboortejaar 1962, maar de afspraken verschillen per geboortejaar. Het is niet zo dat verbeteringen, zoals de permanente RVU-vrijstelling en de verbeterde afspraken voor zij-instromers vanaf geboortejaar 1963, ook gelden voor politiemedewerkers van een eerder geboortejaar die daardoor alsnog aanspraak op RVU kunnen maken. De veranderingen gaan in per geboortejaar, zowel de aanscherpingen als de verbetering.

Vanwege de financiële omvang van de RVU kan het Kabinet geen permanente financiële dekking bieden. Daarom moet deze regeling periodiek opnieuw worden bekeken en uitonderhandeld in de CAO.

Mede om deze reden is in het onderhandelaarsakkoord afgesproken om tijdens de looptijd van het akkoord te onderzoeken in hoeverre de LFU (Levensloopregeling) in relatie tot andere mogelijkheden kan bijdragen om gezond de eindstreep te halen.

Als je geboren bent in 1962 en minimaal 35 politiejaren hebt gewerkt, kom je in aanmerking voor de RVU.

Ben je geboren in 1963, dan hangt het af van hoeveel jaar je in een functie in het domein uitvoering hebt gewerkt vanaf de RVU-datum. Als je minder dan 27 jaar in de uitvoering hebt gewerkt, heb je geen recht op de RVU. Als je 27 jaar of meer hebt gewerkt, wel.

Als je geboren bent in 1964 geldt dat als je minder dan 28 jaar in het domein uitvoering hebt gewerkt vóór de RVU, je geen aanspraak kunt maken op de regeling.

Voor wie in het eerste kwartaal van 1965 is geboren, geldt dat je 30 jaar of meer in het domein uitvoering moet hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor de RVU.

Als je geboren bent in 1963, moet je in de 35 jaar voorafgaand aan de RVU minimaal 27 zware jaren hebben gewerkt in een functie binnen het domein uitvoering. In dit voorbeeld heeft de collega 30 zware jaren gewerkt, maar door een onderbreking van 10 jaar in het domein ondersteuning komt het totaal aantal zware jaren voorafgaand aan de RVU uit op 25. Dit is minder dan het vereiste minimum van 27 jaren, en daarom komt de collega niet in aanmerking voor de RVU.

Voor zij-instromers geldt vanaf 1963 dat jaren uit een zwaar beroep, zoals de bouw, meetellen als zware en politiejaren, mits de functie die werd vervuld in de bouw een door TNO goedgekeurde RVU heeft. De bouw heeft een RVU, die dit jaar door TNO wordt getoetst. Een belangrijke voorwaarde is dat er minimaal 25 jaar bij de politie is gewerkt, wat in dit geval niet het geval is. Hierdoor bestaat er geen aanspraak op de RVU.

De korpschef kan, op basis van de hardheidsclausule, in schrijnende gevallen afwijken van de RVU-voorwaarden met betrekking tot het aantal politiedienstjaren en/of zware politiedienstjaren. Dit is een mogelijkheid als dit in bepaalde gevallen leidt tot onbedoelde gevolgen. Het is lastig om specifieke voorbeelden te geven van situaties waarin je in aanmerking zou komen voor de hardheidsclausule. Dit is namelijk altijd afhankelijk van de unieke omstandigheden van een individu.

De functies in het domein uitvoering, zoals gedefinieerd in het LFNP, vallen onder verschillende vakgebieden. Deze vakgebieden zijn: Beveiliging, Gebiedsgebonden Politie (GGP), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Ook de logische voorlopers van deze functies tellen mee. De matching naar het LFNP in 2012 wordt hiervoor gebruikt. Je kunt de functies terugvinden in de onderstaande LFNP-matrix.

De dienstplicht telt niet mee voor de zware jaren in het kader van de RVU. Jaren die je in een andere sector hebt doorgebracht, tellen vanaf geboortejaar 1963 mee voor de zware jaren binnen de politiejaren, op voorwaarde dat die sector een door TNO goedgekeurde RVU heeft. Dienstplicht geeft dus geen recht op vervroegde uittreding.

Vanwege de financiële omvang van de RVU kan het Kabinet geen permanente financiële dekking bieden. Daarom moet de regeling periodiek opnieuw bekeken en uitonderhandeld worden in de CAO. Voor medewerkers die na het eerste kwartaal van 1965 zijn geboren is er geen afspraak gemaakt en kan in een volgende CAO opnieuw over de RVU onderhandeld worden. In het onderhandelaarsresultaat is afgesproken om tijdens de looptijd van het akkoord onderzoek te doen naar de LFU (Levensfaseuren) in relatie tot andere mogelijkheden om gezond de eindstreep te halen.

Vanaf geboortejaar 1963 gelden er verbeterde afspraak voor politiemedewerkers die eerst in een andere sector met zwaar werk hebben gewerkt.

Voor de zij-instromers geldt vanaf geboortejaar 1963 dat ook de jaren meetellen die in een functie in een andere sector zijn doorgebracht waarvoor een RVU geldt die door TNO als akkoord is getoetst. Wel moet de zij-instromer ook minimaal 25 jaren bij de politie hebben gewerkt. Ook tellen de jaren mee doorgebracht als algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar bij de spoorwegpolitie van de medewerkers die eerder zijn overgekomen naar de politie dan 2000.

Dit betekent dus dat een militair die is overgestapt naar de politie of een medewerker uit de bouw – onder voorbehoud dat TNO de RVU voor de bouw positief toetst later dit jaar – jaren mee kan laten tellen vanuit deze sector mits er ook 25 jaar bij de politie is gewerkt. Deze 25 jaar vindt de werkgever nodig omdat de politie zelf de RVU financiert en er een substantiële mate van jaren doorgebracht bij de politie moet zijn.

Voor alle duidelijkheid, de politiebonden pleiten al vanaf de introductie van de RVU voor betere afspraken voor zij-instroom en hadden deze afspraak graag eerder in laten gaan dan voor geboortejaar 1963. Voor werkgever was dit geen begaanbare weg. Deze aanpassing is pas mogelijk als ook de rest van de regeling wordt aangepast en dat is vanaf geboortejaar 1963.

De nieuwe afspraken over het meetellen van jaren uit een andere sector voor zij-instromers gaan in vanaf geboortejaar 1963.

Als je in 1962 geboren bent geldt dat je 35 politiejaren moet hebben, waarvan 25 zware jaren binnen de politie. De 35 politiejaren tellen alleen als je jaren hebt gewerkt als algemeen opsporingsambtenaar, zoals bij de Marechaussee, Douane, FIOD of de spoorwegpolitie (overgekomen in 2000).

Als je niet aan deze voorwaarden voldoet kom je niet in aanmerking voor de RVU.

In 2024 hebben politiemedewerkers maandenlang actie gevoerd voor een structurele RVU-regeling, omdat de bestaande regeling voor de politie afliep. Mede door de druk van deze acties is er een RVU afgesproken voor politiemedewerkers geboren in 1961. Daarnaast is er een landelijk akkoord bereikt waarin de mogelijkheid wordt geboden om structurele, fiscaal niet beboete RVU’s af te spreken.

Het uitgangspunt van het Landelijk Akkoord Gezond naar het Pensioen (2024) is dat medewerkers, door het inzetten van duurzame inzetbaarheidsmaatregelen, gezond het pensioen moeten halen. Sectoren moeten hierin investeren. Een RVU kan fiscaal vriendelijk worden ingezet, maar alleen als duurzame inzetbaarheidsmaatregelen te laat komen en de RVU specifiek gericht is op zwaar werk. Alle RVU’s zullen door TNO worden getoetst aan de criteria voor zwaar werk.

Om te voldoen aan de voorwaarden van het landelijk akkoord hebben werkgever en vakbonden de huidige RVU-regeling voor de politie herzien. Daarbij zijn er aanpassingen doorgevoerd zodat de RVU specifieker gericht wordt op zwaar werk. Als voorwaarde geldt vanaf geboortejaar 1963 dat men werkzaam is in een functie in het Domein Uitvoering. Dit betekent dat de formele inhoud van de LFNP-functie bepalend is voor het recht op de RVU. En dus niet langer ook de executieve status en eventueel op basis daarvan naast de functie uitgevoerde uitvoerende werkzaamheden.

Daarom tellen alleen functies in het domein uitvoering van het LFNP mee, waarbij is vastgesteld dat deze functies onder andere onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden en onregelmatige werktijden omvatten.

Gezien het belang van duurzame inzetbaarheidsmaatregelen, heeft het kabinet de eis gesteld dat de RVU alleen nog kan worden ingezet als er kort voorafgaand aan de RVU zwaar werk is verricht. Dit betekent dat er voor collega’s geboren in 1963, er in de 35 jaren voorafgaande aan de RVU minimaal 27 zware jaren moeten zijn gewerkt. Dit aantal loopt op tot 30 zware jaren voor mensen geboren in het eerste kwartaal van 1965.

We bekijken eerst alle collega’s uit 1962, omdat zij als 1e in aanmerking kunnen komen voor de RVU. Iedereen uit 1962 krijgt tijdig een persoonlijk bericht. De jaren 1963, 1964 en het 1e kwartaal van 1965 zal later bekeken worden. Ook die collega’s krijgen persoonlijk bericht.

04 Politie-cao 2025-2027 - personele ontwikkeling/loopbaanperspectief

De voorrangsregel vervalt voor Seniorfuncties in vakgebieden waarvoor geen politiediploma (niveau 4) is vereist. Dat geeft medewerkers in die vakgebieden meer kans bij sollicitatie op Seniorvacatures in het eigen vakgebied. Dit heeft geringe impact voor de collega’s die wel onder het overgangsbeleid N4 vallen.

De kern van de wijziging is dat de categorie ‘loopbaangericht met hoog organisatiebelang’ duidelijker en concreter wordt. Na aanpassing van de Regeling studiefaciliteiten politie wordt vanuit de benodigde toekomstige personeelssamenstelling op eenheidsniveau bepaald welke specifieke studies met perspectief op een bijbehorende functie hoog worden gefaciliteerd. Andere studies worden dan lager gefaciliteerd.

De politieorganisatie heeft veel te bieden qua loopbaanperspectief. Het loopbaanperspectief is natuurlijk allereerst afhankelijk van wat je als individuele medewerker wil en kan. Waar werkgever en vakbonden in het algemeen naar streven is dat in- en doorstroommogelijkheden worden vergroot qua opleiden en aanstellingsvormen. Werkgever en vakbonden werken voortdurend aan beleid en instrumenten om het bieden van een reëel loopbaanperspectief te ondersteunen. Ook de komende tijd wordt nieuw beleid ingevoerd om de doorstroommogelijkheden te vergroten, waaronder beleid om onder bepaalde voorwaarde het werk- en denkniveau van een functie met een cognitieve capaciteitentest (werk- en denkniveau van Mbo2 naar Mbo3) of assessment (vanaf Mbo3 naar Mbo4 of Mbo4 naar bachelor, tot en met schaalniveau 10) aan te kunnen tonen.

Wat je nu kan doen is dat je vanuit je huidige functie en ambitie nadenkt over een eerstvolgende logische stap in je loopbaan. Dat kan een stap zijn naar dezelfde functie op een andere plek, een andere functie in je huidige vakgebied of daarbuiten. Als het een andere functie is, is het van belang te kijken welke eisen aan deze functie worden gesteld. Vooral als het gaat om een andere aanstellingsvorm, dan gelden waarschijnlijk andere geschiktheids- en opleidingseisen. Het kan ook gaan om een opleidingseis op een hoger werk- en denkniveau.

Vervolgens kan je dit aan de orde stellen in het gesprek met je leidinggevende en samen nadenken over je ontwikkeling, een opleiding en dergelijke. Werkgever en vakbonden willen het loopbaanperspectief voor medewerkers zoveel als mogelijk verbeteren. In het arbeidsvoorwaardenakkoord is afgesproken het loopbaanperspectief voor medewerkers binnen en tussen de vakgebieden in kaart te brengen, zodat medewerkers daar beter zicht op krijgen. Verder is afgesproken dat er een pilot komt die gericht is op de ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van medewerkers.

De afspraken zijn in beginsel voor iedereen. Er zijn enkele afspraken die een specifieke doelgroep raken, bijvoorbeeld de aanpassingen in het loopbaanpad en overgangsbeleid N4. Verder zijn er enkele doelgroepen waaraan gelet op de specifieke situatie bij de uitwerking gerichte aandacht wordt besteed, zoals het creëren van doorstroommogelijkheden voor Seniors naar schaal 9. De gemaakte afspraken zijn de basis voor verdere uitwerking tijdens de looptijd van het akkoord naar bijvoorbeeld nieuw of aangepast beleid.

Nee, deze afspraak heeft geen gevolgen voor medewerkers die nu onder het loopbaanpad N4 vallen. Deze wijziging wordt van toepassing op nieuw instromende aspiranten vanaf een nog nader te bepalen datum.

05 Overbruggingsregeling RVU (geboortejaar 1961)

Deze voorwaarden sluiten aan bij de voorwaarden voor de tijdelijke Regeling voor vervroegd uittreden van de sector politie (RVU), maar er zijn een paar verschillen.

Wil je van de OverbruggingsRVU gebruikmaken, dan gelden de volgende voorwaarden:

  • Je bent geboren in het jaar 1961.
  • Je bent op 31 maart 2025 in dienst bij de politie.
  • Je hebt minimaal 35 politiedienstjaren waarvan minimaal 25 ‘zware’ jaren.
  • Je maakt minimaal een maand gebruik van de regeling.

Let op
Als minstens één van onderstaande punten op jou van toepassing is, kun je niet deelnemen aan de OverbruggingsRVU:

  • Het leeftijdscriterium; voor de OverbruggingsRVU moet je geboren zijn in 1961.
  • Pas vanaf 64 jaar en 3 maanden kun je gebruikmaken van de OverbruggingsRVU. Dit komt omdat een RVU niet eerder dan drie jaar voorafgaand aan je AOW-datum in kan gaan.
  • De bruto maandelijkse uitkering van de OverbruggingsRVU wordt vastgesteld op het bruto maandelijkse bedrag van de RVU voor 2025. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Ook voor deze uitkering geldt dat je het volledige uitkeringsbedrag alleen ontvangt wanneer je twee jaar voor je AOW-datum gebruikmaakt van de regeling.

De politiemedewerkers die geboren zijn in 1961 worden volgend jaar 64. Ze zouden dan in aanmerking komen voor de politie-RVU als die volledig in lijn zou liggen met de fiscale ruimte in de tijdelijke landelijke RVU. Deze mogelijkheid voor een overbruggingsregeling laten liggen en stug doorgaan met actievoeren voor een permanente regeling zou neerkomen op onzorgvuldig omgaan met de belangen van de collega’s uit 1961.   

Bovendien waren op het moment van afsluiten van de overbruggingsregeling de gesprekken tussen de vakcentrales, de werkgevers en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een permanente RVU voor zware beroepen serieus hervat. De steeds hardere acties van de politiebonden waren daarvoor mede de aanleiding geweest. 

De politiebonden en de werkgever hadden afgesproken dat de gesprekken over een vroegpensioenregeling voor collega’s geboren na 1961 van start zouden gaan zodra daarover landelijke afspraken waren gemaakt. Dat laatste is op 18 oktober gebeurd. Daarna zijn de gesprekken tussen de politiebonden en de politiewerkgever over een sectorale RVU vanaf 2026 van start gegaan. 

Mochten de onderhandelingen over een vroegpensioenregeling voor de politie vastlopen, dan zullen de politiebonden opnieuw actie gaan voeren. Het actiecentrum blijft dan ook in stand.

Op basis van de overbruggingsregeling RVU kunnen politiemedewerkers direct voorafgaand aan hun AOW-gerechtigde leeftijd maximaal 24 keer het maximaal fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag ontvangen. Je mag ervoor kiezen dit maximale bedrag te spreiden over maximaal 36 maanden zodat je vanaf drie jaar voor je AOW-leeftijd met RVU kunt. 

Het maximaal fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag is in 2024 € 2.182 bruto per maand, maar zal in januari 2025 meestijgen met de AOW-indexatie. Als je ervoor kiest om je RVU te spreiden over een periode van meer dan 24 maanden wordt het maandbedrag lager.

Bij een dienstverband van minder dan 36 uur wordt het maandelijks uitgekeerde bedrag naar rato aangepast. Om recht te doen aan het arbeidsverleden van de potentiële RVU-deelnemers geldt daarbij als uitgangspunt de gemiddelde omvang van hun dienstverband in de tien jaar voor de mogelijke vervroegd pensioen-datum.

Waaraan herken je binnen de politie de medewerkers die het meest zware en risicovolle werk doen? Sinds 2006 is dat aan de Toelage Bezwarende Functie (TBF) die ze maandelijks van de werkgever ontvangen, al dan niet in combinatie met een inhaal-Toelage Bezwarende Functie (i-TBF). 

In de vijf jaar daarvoor ((2001 -2005) kon je ze herkennen aan hun extra vroegpensioenopbouw via AFUP-specifiek. Bij de invoering van het AFUP-stelsel in 2001 kreeg iedere politiemedewerker van de werkgever garantierechten toegekend voor zijn eerdere zware jaren waarover hij geen vroegpensioenkapitaal had kunnen opbouwen.

Voor een totaalbeeld van iemands zware jaren moet je bij zijn TBF-jaren dus zijn AFUP-specifiekjaren en zijn garantierechtjaren optellen. Zowel in 2001 als in 2006 hebben alle politiemedewerkers van de werkgever een brief gehad met daarin een overzicht van hun toenmalige garantiejaren.

Politiemedewerkers krijgen uitsluitend een TBF voor hun eerste 25 zware jaren – inclusief garantiejaren en AFUP-specifiekjaren. Is jouw TBF inmiddels stopgezet omdat je het maximale aantal uitkeringsjaren hebt bereikt, dan is de melding daarvan door de werkgever ook een bewijs dat je aan de RVU-eis voldoet.

Als politiedienstjaren gelden ook de jaren genoemd in artikel 29c lid 6 van het Besluit bezoldiging politie. Dit zijn jaren waarin je aantoonbaar een van de volgende aanstellingen had.

  • Algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee;
  • Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de ECD of de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;
  • Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Spoorwegpolitie van de Nederlandse Spoorwegen voor zover het principeakkoord van 14 oktober 1999, gesloten tussen de vakorganisaties, FNV Bondgenoten, FSV, CNV Bedrijvenbond, VHS en het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Nederlandse Spoorwegen, op jou van toepassing was en je een AFUP- garantieregeling toegekend hebt gekregen voor de jaren dat je bij de Spoorwegpolitie hebt gewerkt;
  • Onbezoldigd algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Rijkspolitie, werkzaam voor een krachtens de Wet op de weerkorpsen toegestane particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol in de periode van 15 februari 1974 tot en met datum 31 december 1992;
  • Een functie die door het bevoegd gezag voor inwerkingtreding van de Politiewet 2012 voor een bepaalde tijd is aangemerkt als politiedienstjaar, hetgeen kan worden bewezen door het overleggen van een schriftelijk besluit daaromtrent.

Dat proces wordt zo snel mogelijk ingericht na de officiële ondertekening van het akkoord door de werkgever en de bonden. Die kan pas plaatsvinden nadat de bonden hun leden hebben geïnformeerd en een besluit hebben genomen.  

Er zal voor gezorgd worden dat alle medewerkers uit 1961 op tijd de RVU kunnen aanvragen. De eerste uitkeringen aan collega’s uit dat jaar kunnen pas plaatsvinden vanaf april 2025. Dat is namelijk drie jaar voor hun AOW-leeftijd (vanaf 2028 67 jaar en drie maanden).

De overbruggingsregeling RVU kent dezelfde voorwaarden als de geldende politie-RVU. Er zijn geen aanvullende afspraken gemaakt voor collega’s die op latere leeftijd zijn ingestroomd vanuit bijvoorbeeld Defensie of de Douane. 

Dit onderwerp is wel besproken, maar het verbeteren van de huidige regeling op dit punt bleek een stap te ver, mede gezien het overbruggingskarakter van de nieuwe afspraken.  Wat de bonden betreft komt het aanpassen van de aanspraken van zij-instromers wel op tafel te liggen bij de onderhandelingen over een opvolger van de huidige politie-RVU.

De overbruggingsregeling RVU kent dezelfde voorwaarden als de geldende politie-RVU. Er is dus geen versoepeling van de toekenningscriteria afgesproken. Wat de bonden betreft komt een aanpassing daarvan wel op tafel te liggen bij de onderhandelingen over een opvolger van de huidige politie-RVU

De politiebonden hebben over een lange periode steeds hardere acties gevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat de werkgever alsnog bereid bleek om voor de collega’s geboren in 1961 de huidige RVU-voorwaarden toe te passen en af te spreken dat we voor het vervolg in gesprek gaan zodra er een akkoord over een nieuwe landelijke RVU vanaf 2026 is.

Mede dankzij de acties van de politiebonden is het overleg tussen de vakcentrales, de werkgevers en de minister van Sociale Zaken over een nieuwe RVU voor zware beroepen vlotgetrokken. Wij hebben er vertrouwen in dat het landelijke akkoord dat op 18 oktober is bereikt over een permanente RVU-vrijstelling voor zware beroepen ook voor de politie tot een acceptabel resultaat zal leiden.

Het landelijk actiecentrum van de politiebonden blijft operationeel voor het geval de gesprekken tussen politiebonden en werkgever over een structurele vroegpensioenregeling voor de politie mislukken. Daarover wordt nu eerst het gesprek aangegaan. Al met al lijkt juli 2025 een redelijke termijn om de acties op te schorten. De collega’s geboren in 1962 zullen immers pas vanaf april 2026 drie jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd zitten.

Ja, de politiebonden hebben vier digitale meetings georganiseerd om hun achterban nader te informeren over de verlenging van de huidige RVU. Klik op een van de onderstaande opties om je daarvoor aan te melden. Uiterlijk een uur voor het begin ontvang je dan een link waarmee je toegang krijgt tot de digitale bijeenkomst.

Donderdag 17 oktober 2024 om 11:00 uur
https://forms.gle/oAdgLLFHGwUS36JE7

Maandag 21 oktober 2024 om 15:30 uur
https://forms.gle/TGJA5c7CMGBAEtjj8

Maandag 21 oktober 2024 om 18:00 uur
https://forms.gle/pzU92xQMST4f6KRX8

Donderdag 24 oktober 2024 om 16:00 uur
https://forms.gle/wow29VDg8dwKW1mt8

Het nieuwe akkoord is een overbruggingsregeling. De landelijke onderhandelingen over een nieuwe Regeling vervroegd uittreden (RVU) vanaf 2026 hebben vertraging opgelopen, waardoor in 2025 bijna een hele jaargang politiemedewerkers (collega’s geboren voor 1 oktober 1961) buiten de boot dreigde te vallen. De politiebonden hebben dat weten te voorkomen door met de minister van Justitie en Veiligheid en de korpsleiding af te spreken dat de doelgroep voor de lopende (tijdelijke) RVU voor de politiesector alsnog met één jaargang (het HELE geboortejaar 1961) wordt uitgebreid.

Pensioenakkoord
In juni 2019 sloten de overheid, de werkgevers en de vakbeweging een landelijk pensioenakkoord. Belangrijke afspraak daarin was de herinvoering van sociale voorzieningen om te zorgen dat mensen die jarenlang zwaar en slijtend werk hebben gedaan – zoals politieagenten – een aantal jaren eerder konden stoppen met werken dan op hun AOW-gerechtigde leeftijd. 

Tijdelijke landelijke RVU
Om tijd te winnen voor het uitwerken van een PERMANENTE regeling werd voor de periode 2021-2025 een TIJDELIJKE Regeling vervroegd uittreden (RVU) overeengekomen. Voor die jaren stelde de overheid een maandelijks vroegpensioenbedrag vrij van de fiscale RVU-boete van 52 procent. Dat bedrag is vergelijkbaar met de AOW-uitkering voor alleenstaanden. Voor 2024 is dat € 2.182 bruto per maand. 

Dit bedrag mag maandelijks worden uitgekeerd in maximaal de 36 maanden voorafgaand aan iemands AOW-gerechtigde leeftijd. Die leeftijd wordt vanaf 2028 verhoogd tot 67 jaar en drie maanden. Daardoor zijn de laatste werknemers die onder de tijdelijke landelijke RVU kunnen vallen degenen die op 30 september 2025 de leeftijd van 64 jaar bereiken. Ze kunnen vanaf die datum drie jaar maandelijks een RVU-uitkering krijgen, zonder dat de werkgever daarover een boete hoeft te betalen. 

Tijdelijke politie-RVU
Tijdens de onderhandelingen over een specifieke politie-RVU in 2019/2020 blokkeerde toenmalig minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus het benutten van de volledige doelgroep van de landelijke fiscale vrijstelling. Dat zorgde ervoor dat onder de huidige politie-RVU alleen de collega’s vallen die uiterlijk op 31 december 2025 65 jaar zijn. De collega’s met geboortejaar 1961 vielen dus in eerste instantie buiten de boot. 

Opvolger landelijke RVU
Dat was geen probleem geweest als de tijdelijke landelijke RVU op tijd vervangen zou zijn door een permanente regeling op dat gebied. Maar in december 2023 liepen de gesprekken daarover tussen vakcentrales en werkgeversorganisaties vast. Daarmee kwam ook de tijdige invoering van een permanente vroegpensioenregeling voor de politiesector (vanaf 2025) op losse schroeven te gaan.

De politiebonden begonnen actie te voeren om dat te voorkomen. In afwachting van een nieuw RVU-akkoord op landelijk gebied en mede onder druk van de steeds hardere acties van de politiebonden, begonnen de werkgever en de politiebonden gesprekken over een overbruggingsregeling. Begin oktober werd met de kersverse politieminister David van Weel afgesproken om collega’s met het geboortejaar 1961 alsnog onder de huidige tijdelijke politie-RVU te laten vallen. 

Dat is bijzonder als je bedenkt dat de AOW-leeftijd vanaf 2028 wordt verhoogd naar 67 jaar en drie maanden. Dat betekent dat de fiscale vrijstelling op basis van de tijdelijke RVU drie maanden eerder ophoudt dan de RVU-uitkering van de laatste groep rechthebbenden met geboortejaar 1961. De huidige fiscale vrijstelling loopt namelijk tot en met 31 december 2028. Collega’s geboren in het laatste kwartaal van 1961 bereiken de AOW-leeftijd in 2029. De werkgever heeft dus geaccepteerd dat hij over een deel van de RVU-uitkeringen de fiscale boete van 52 procent zal moeten betalen – tenzij er tijdig een nieuwe landelijke RVU uit de bus komt. 

Geboren na 1961
Zoals gezegd is dit een eenmalige overbruggingsregeling. De vroegpensioenopties van collega’s die zijn geboren in 1962 of daarna hangen af van de nieuwe landelijke afspraken op RVU-gebied. Op vrijdag 18 oktober hebben de vakcentrales en werkgevers met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een akkoord bereikt over een permanente RVU-vrijstelling voor zware beroepen. De politiebonden hebben hun acties opgeschort zodat met de politiewerkgever onderhandeld kan worden over een vroegpensioenregeling voor de politiemedewerkers geboren vanaf 1962. De gesprekken daarover zijn inmiddels gestart.

Jazeker, je kunt de RVU maximaal 36 maanden en minimaal 1 maand voor de AOW-leeftijd laten ingaan. Wel vereist de landelijke fiscale regeling dat je je afspraak met de werkgever over het benutten van de RVU in 2026, 2027 en/of 2028 uiterlijk op 31 december 2025 in een besluit hebt laten vastleggen.

De fiscaal vrijgestelde RVU-uitkering is in 2024 maximaal € 2.182 bruto per maand. Dat bedrag is vergelijkbaar met de AOW-uitkering voor alleenstaanden. De hoogte wordt jaarlijks in januari aangepast aan de stijging van de AOW-uitkering. 

Het is nog niet bekend welk bedrag gaat gelden voor de jaren 2025, 2026, 2027 en 2028 (het laatste jaar dat valt onder de uitloop van de tijdelijke RVU-regeling). De hoogte van de RVU-uitkering wordt jaarlijks automatisch door de werkgever aangepast aan de stijging van het maximaal fiscaal vrijgestelde bedrag.

Geboortejaar 1958: 67 jaar AOW in 2025
Geboortejaar 1959: 67 jaar AOW in 2026
Geboortejaar 1960: 67 jaar AOW in 2027
Geboortejaar 1961: 67 jaar en 3 maanden AOW vanaf april 2028
Geboortejaar 1962: 67 jaar en 3 maanden AOW vanaf april 2029

Nee, het gebruik van de RVU-regeling betekent dat je ontslag neemt. Daarmee stopt ook de bijdrage aan je pensioenopbouw van het korps.

De RVU biedt een bijdrage aan iemands maandelijkse inkomsten tijdens een periode van vroegpensioen die direct voorafgaat aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. In het landelijk pensioenakkoord is bepaald dat deze periode maximaal drie jaar mag zijn. Het niveau van het maximale uitkeringsbedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2024 is dit bedrag €26.184 per jaar (€ 2.182 bruto per maand).

In de onderhandelingen met de minister van Justitie en Veiligheid over een politie-RVU is het maximaal aantal maanden RVU-bijdrage vastgesteld op 24 maanden en daarmee is het maximale RVU bedrag € 52.368 (niveau 2024 en uitgaande van een dienstverband van 36 uur). Wil je langer gebruik maken van de RVU, bijvoorbeeld 36 maanden, dan wordt je maandelijkse RVU-bedrag € 1.455 bruto in 2024.

Voor aanvullend inkomen kunnen de collega’s in de RVU-doelgroep gebruikmaken van hun ouderdomspensioen bij ABP – hun pensioenkapitaal eerder aanspreken. Dat leidt niet tot een veel lager ouderdomspensioen gedurende de rest van hun leven. Na de eerste politieke aanval op het vroegpensioen hebben deze collega’s bij ABP een aantal jaren extra pensioenkapitaal opgebouwd – en die reserve komt nu goed van pas. 

Wil je advies over het eerder laten ingaan van je ouderdomspensioen bij ABP of over de hoogte van het te kiezen bedrag aan pensioen naast je RVU? Neem dan contact op met een pensioenambassadeur. Op het intranet van de Nationale Politie vind je daarvoor de benodigde gegevens.

Bij het berekenen van iemands maximale RVU-bedrag wordt uitgegaan van zijn gemiddelde dienstverband in de tien jaar voorafgaande aan zijn ontslag wegens RVU. Daarbij wordt gekeken naar het dienstverband op 31 december van die jaren.

Nee, RPU-deelname wordt in het kader van de RVU niet gezien als werken in deeltijd.

Nee, gebruik maken van de RVU is alleen mogelijk in combinatie met een definitief vertrek (ontslag) bij het korps. Dat is niet zo vreemd, aangezien de bijdrage uitdrukkelijk bedoeld is om eerder stoppen met werken bij de politie mogelijk te maken. Je kunt wel blijven werken als vrijwilliger, maar niet meer als beroepskracht.

Nee, bij een latere start dan 24 maanden voor de AOW-leeftijd komen de niet uitgekeerde bedragen over de eerdere maanden te vervallen. Je kunt het maximale RVU-bedrag dus niet ‘opsparen’ om het vlak voor je AOW-gerechtigde leeftijd in bijvoorbeeld een periode van vier maanden te laten uitkeren.

Een RVU-bijdrage van de werkgever wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en uitbetaald onder de groene tabel. Het UWV kort de RVU-bijdrage daardoor niet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

In 2020 spraken de bonden en de werkgever een doorwerkbonus af voor de collega’s die in dienst blijven tot de AOW-leeftijd. In de overbruggingsregeling RVU is afgesproken dat deze bonus ook wordt toegekend aan de collega’s uit de eerstvolgende jaargang (1961) die tot hun AOW-leeftijd blijven doorwerken.

De doorwerkbonus bedraagt € 6.000 bruto en is naar rato van het dienstverband. Om recht te doen aan het arbeidsverleden geldt daarbij als uitgangspunt de gemiddelde omvang van het dienstverband in de tien jaar voor de AOW-leeftijd. Gekeken wordt dan naar het dienstverband op 31 december van elk jaar.

De tijdelijke landelijke RVU voor zware beroepen loopt af op 31 december 2025. Op 18 oktober hebben de vakcentrales en werkgevers met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een akkoord bereikt over een structurele opvolger van deze overkoepelende regeling.

De politiebonden en de werkgever zijn daarom nu het gesprek aangegaan over een politiespecifieke RVU voor medewerkers die na 1961 geboren zijn. De intentie is om hierover uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 met een resultaat te komen.

Nee, want de nu overeengekomen permanente RVU gaat pas in vanaf 2026. Om dat praktisch mogelijk te maken zijn allerlei aanpassingen in de (fiscale) regelgeving en procedures vereist. Een van de afspraken in het akkoord van 18 oktober is dat die wijzigingen uiterlijk volgend voorjaar moeten zijn gerealiseerd.

Met andere woorden: zonder het akkoord over een RVU-overbruggingsregeling zouden politiemensen uit 1961 sowieso geen aanspraak kunnen maken op RVU-uitkeringen voor de maximale periode van drie jaar. Die periode start voor deze collega’s immers al in april 2025, terwijl het landelijke RVU-akkoord pas van kracht wordt vanaf 2026.

Op basis van de RVU-overbruggingsregeling hebben ze nu wel de maximale mogelijkheid van 36 maanden een RVU-uitkering.

Dat was noodzakelijk om te voorkomen dat door een ongunstige samenloop van (politieke) omstandigheden politiemensen uit 1961 minder vroegpensioenopties zouden krijgen dan vergelijkbare collega’s die de jaren daarvoor of de jaren daarna zijn geboren. 

Hoe zit die vork in de steel? Op basis van de tijdelijke Regeling vervroegd uittreden (RVU) die momenteel van kracht is (van 2021 tot en met 2025) kunnen werknemers maximaal drie jaar voor hun AOW-leeftijd belastingvrij een bepaalde maandelijkse bijdrage van de werkgever ontvangen om een vervroegde uittreding te (helpen) financieren. 

Vanaf 2028 gaat de AOW-leeftijd met drie maanden omhoog. Voor werknemers met geboortejaar 1961 wordt die leeftijd daardoor 67 jaar en drie maanden. Op basis van de landelijke tijdelijke RVU 2021-2025 kunnen werknemers uit 1961 dus vanaf 1 april 2025 in aanmerking komen voor een RVU-uitkering. 

Jaargang 1961
Helaas gold dat tot 9 oktober niet voor politiemensen uit 1961. Bij de onderhandelingen in 2019/2020 over een tijdelijke politie-RVU 2021-2025 legde de werkgever een harde leeftijdseis op tafel. Hij wilde sowieso alleen betalen voor medewerkers die voor 2026 de leeftijd van 65 jaar bereikten. Daarmee werd de jaargang 1961 uit de doelgroep van de tijdelijke politie-RVU gehouden. (Die worden immers pas 65 in 2026.)   

Structurele regeling vanaf 2026
De politiebonden konden daarmee leven zolang het vooruitzicht bestond dat de overheid, de werkgevers en de vakbeweging het op tijd eens zouden worden over een structurele landelijke RVU vanaf 2026 – zoals afgesproken in het pensioenakkoord uit 2019. Dat zou het mogelijk maken om binnen de politiesector alsnog op tijd vroegpensioenopties voor de jaargang 1961 af te spreken.   

Voor alle duidelijkheid: bij de onderhandelingen over het landelijke vroegpensioenbeleid zitten geen bestuurders van de politiebonden aan tafel. Namens de vakbonden worden die gesprekken gevoerd door onderhandelaars van de vakcentrales FNV, CNV en VCP.  

Akkoord nog niet in zicht
In de eerste helft van 2024 werd duidelijk dat de totstandkoming van zo’n akkoord best nog wel eens lang op zich kon laten wachten. Misschien te lang om de politiemensen uit 1961 de optie te geven al vanaf april 2025 te stoppen met werken. 

In hun belang zijn de politiebonden toen met de politiewerkgever gaan praten over het openbreken van de tijdelijke politie-RVU 2021-2025. Met andere woorden: over het alsnog toelaten van de jaargang 1961 tot de beoogde doelgroep van die regeling. 

Dreigende onrechtvaardigheid
De kersverse minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, bleek daartoe bereid. Ook hij zag de onrechtvaardigheid die deze groep collega’s anders dreigde te treffen doordat er niet snel genoeg een nieuw landelijk RVU-akkoord was bereikt. 

Dat leidde tot de opmerkelijke opeenvolging van twee RVU-akkoorden binnen twee weken.

Belangrijk om daarbij te beseffen is dat de politiebonden en de politiewerkgever op het moment dat zij hun overbruggingsregeling troffen dus niet wisten/konden weten dat er negen dagen later een landelijk RVU-akkoord zou volgen. Dat had net zo goed nog weken of maanden kunnen duren.

Dat is nog maar de vraag. Vergeleken bij de tijdelijke RVU 2021-2025 voorziet het landelijke RVU-akkoord van 18 oktober inderdaad in een hoger maximum maandbedrag dat niet wordt bestraft met een fiscale boete van 52 procent.  Dat belastingvrije bedrag was de bruto AOW-uitkering in een bepaald jaar. Daar komt vanaf 2026 € 300 bovenop. 

Deze afspraak betekent echter niet dat vanaf 2026 in alle beroepssectoren het maandelijkse RVU-bedrag automatisch € 300 hoger zal uitvallen. De sectorale RVU-bedragen vanaf 2026 moeten namelijk per beroepssector door de werkgever en vakbonden worden uitonderhandeld binnen het nu overeengekomen landelijke RVU-kader. 

Inzet werkgever
Het is denkbaar dat de politiewerkgever daarbij inzet op een lager bedrag dan op basis van het landelijke RVU-kader (belastingvrij) mogelijk is. Dat gebeurde bij de onderhandelingen over de tijdelijke RVU-politie in 2019/2020 ook. Toenmalig politieminister Grapperhaus weigerde per RVU-gerechtigde 36 keer het fiscaal vrijgestelde maandbedrag beschikbaar te stellen. Hij wilde niet verder gaan dan 24 keer dat maandbedrag per persoon. Ook dat bleek een harde eis en uiteindelijk hebben de bonden hun knopen geteld en zich daarbij neergelegd. (Het totaalbedrag kon wel worden uitgekeerd in 36 maandelijkse porties.) 

Fiscaal-juridische overgangsregeling
Het is dus afwachten welke uitkomsten de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden op dit punt gaan opleveren. Daarbij is ook van belang welke fiscaal-juridische afspraken de komende maanden op landelijk niveau gemaakt worden om een rechtvaardige overgang van de tijdelijke naar de permanente RVU-regeling te realiseren.

Je kunt maximaal drie jaar voorafgaand aan je AOW-gerechtigde leeftijd gebruik maken van de OverbruggingsRVU. Het voor jou berekende bruto maandbedrag ontvang je wanneer je vanaf 65 jaar en 3 maanden deelneemt aan de OverbruggingsRVU.

Als je vóór 65 jaar en 3 maanden gebruik maakt van de RVU, wordt dit bedrag herrekend met de volgende formule:

A x (B/C) = D

A: het voor jou berekende maandbedrag;
B: het aantal maanden tussen 65 jaar en 3 maanden en je AOW-gerechtigde leeftijd;
C: het op hele maanden naar boven afgeronde aantal maanden tussen de door jou gekozen ingangsdatum van de OverbruggingsRVU en je AOW-gerechtigde leeftijd;
D: de uitkering die je per maand kunt ontvangen.

    LET OP: Aanvragen vóór 1 december 2025

    Wanneer je voldoet aan de voorwaarden en gebruik wilt maken van de OverbruggingsRVU kun je dit tot uiterlijk 1 december 2025 aanvragen. Dit omdat je hierover uiterlijk op 31 december 2025 een besluit moet hebben ontvangen. De ingangsdatum van je ontslag met gebruikmaken van de OverbruggingsRVU kan dan vanzelfsprekend wel in het jaar 2026, 2027 of 2028 liggen.

    Raadpleeg de pensioenambassadeur
    Of eerder stoppen met werken met gebruikmaking van de OverbruggingsRVU interessant voor jou is, hangt af van je persoonlijke situatie. Je kunt dit bespreken met bijvoorbeeld een pensioenambassadeur.