Overbruggingsregeling RVU

Je kunt maximaal drie jaar voorafgaand aan je AOW-gerechtigde leeftijd gebruik maken van de OverbruggingsRVU. Het voor jou berekende bruto maandbedrag ontvang je wanneer je vanaf 65 jaar en 3 maanden deelneemt aan de OverbruggingsRVU.

Als je vóór 65 jaar en 3 maanden gebruik maakt van de RVU, wordt dit bedrag herrekend met de volgende formule:

A x (B/C) = D

A: het voor jou berekende maandbedrag;
B: het aantal maanden tussen 65 jaar en 3 maanden en je AOW-gerechtigde leeftijd;
C: het op hele maanden naar boven afgeronde aantal maanden tussen de door jou gekozen ingangsdatum van de OverbruggingsRVU en je AOW-gerechtigde leeftijd;
D: de uitkering die je per maand kunt ontvangen.

    LET OP: Aanvragen vóór 1 december 2025

    Wanneer je voldoet aan de voorwaarden en gebruik wilt maken van de OverbruggingsRVU kun je dit tot uiterlijk 1 december 2025 aanvragen. Dit omdat je hierover uiterlijk op 31 december 2025 een besluit moet hebben ontvangen. De ingangsdatum van je ontslag met gebruikmaken van de OverbruggingsRVU kan dan vanzelfsprekend wel in het jaar 2026, 2027 of 2028 liggen.

    Raadpleeg de pensioenambassadeur
    Of eerder stoppen met werken met gebruikmaking van de OverbruggingsRVU interessant voor jou is, hangt af van je persoonlijke situatie. Je kunt dit bespreken met bijvoorbeeld een pensioenambassadeur.

    Deze voorwaarden sluiten aan bij de voorwaarden voor de tijdelijke Regeling voor vervroegd uittreden van de sector politie (RVU), maar er zijn een paar verschillen.

    Wil je van de OverbruggingsRVU gebruikmaken, dan gelden de volgende voorwaarden:

    • Je bent geboren in het jaar 1961.
    • Je bent op 31 maart 2025 in dienst bij de politie.
    • Je hebt minimaal 35 politiedienstjaren waarvan minimaal 25 ‘zware’ jaren.
    • Je maakt minimaal een maand gebruik van de regeling.

    Let op
    Als minstens één van onderstaande punten op jou van toepassing is, kun je niet deelnemen aan de OverbruggingsRVU:

    • Het leeftijdscriterium; voor de OverbruggingsRVU moet je geboren zijn in 1961.
    • Pas vanaf 64 jaar en 3 maanden kun je gebruikmaken van de OverbruggingsRVU. Dit komt omdat een RVU niet eerder dan drie jaar voorafgaand aan je AOW-datum in kan gaan.
    • De bruto maandelijkse uitkering van de OverbruggingsRVU wordt vastgesteld op het bruto maandelijkse bedrag van de RVU voor 2025. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Ook voor deze uitkering geldt dat je het volledige uitkeringsbedrag alleen ontvangt wanneer je twee jaar voor je AOW-datum gebruikmaakt van de regeling.

    Dat was noodzakelijk om te voorkomen dat door een ongunstige samenloop van (politieke) omstandigheden politiemensen uit 1961 minder vroegpensioenopties zouden krijgen dan vergelijkbare collega’s die de jaren daarvoor of de jaren daarna zijn geboren. 

    Hoe zit die vork in de steel? Op basis van de tijdelijke Regeling vervroegd uittreden (RVU) die momenteel van kracht is (van 2021 tot en met 2025) kunnen werknemers maximaal drie jaar voor hun AOW-leeftijd belastingvrij een bepaalde maandelijkse bijdrage van de werkgever ontvangen om een vervroegde uittreding te (helpen) financieren. 

    Vanaf 2028 gaat de AOW-leeftijd met drie maanden omhoog. Voor werknemers met geboortejaar 1961 wordt die leeftijd daardoor 67 jaar en drie maanden. Op basis van de landelijke tijdelijke RVU 2021-2025 kunnen werknemers uit 1961 dus vanaf 1 april 2025 in aanmerking komen voor een RVU-uitkering. 

    Jaargang 1961
    Helaas gold dat tot 9 oktober niet voor politiemensen uit 1961. Bij de onderhandelingen in 2019/2020 over een tijdelijke politie-RVU 2021-2025 legde de werkgever een harde leeftijdseis op tafel. Hij wilde sowieso alleen betalen voor medewerkers die voor 2026 de leeftijd van 65 jaar bereikten. Daarmee werd de jaargang 1961 uit de doelgroep van de tijdelijke politie-RVU gehouden. (Die worden immers pas 65 in 2026.)   

    Structurele regeling vanaf 2026
    De politiebonden konden daarmee leven zolang het vooruitzicht bestond dat de overheid, de werkgevers en de vakbeweging het op tijd eens zouden worden over een structurele landelijke RVU vanaf 2026 – zoals afgesproken in het pensioenakkoord uit 2019. Dat zou het mogelijk maken om binnen de politiesector alsnog op tijd vroegpensioenopties voor de jaargang 1961 af te spreken.   

    Voor alle duidelijkheid: bij de onderhandelingen over het landelijke vroegpensioenbeleid zitten geen bestuurders van de politiebonden aan tafel. Namens de vakbonden worden die gesprekken gevoerd door onderhandelaars van de vakcentrales FNV, CNV en VCP.  

    Akkoord nog niet in zicht
    In de eerste helft van 2024 werd duidelijk dat de totstandkoming van zo’n akkoord best nog wel eens lang op zich kon laten wachten. Misschien te lang om de politiemensen uit 1961 de optie te geven al vanaf april 2025 te stoppen met werken. 

    In hun belang zijn de politiebonden toen met de politiewerkgever gaan praten over het openbreken van de tijdelijke politie-RVU 2021-2025. Met andere woorden: over het alsnog toelaten van de jaargang 1961 tot de beoogde doelgroep van die regeling. 

    Dreigende onrechtvaardigheid
    De kersverse minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, bleek daartoe bereid. Ook hij zag de onrechtvaardigheid die deze groep collega’s anders dreigde te treffen doordat er niet snel genoeg een nieuw landelijk RVU-akkoord was bereikt. 

    Dat leidde tot de opmerkelijke opeenvolging van twee RVU-akkoorden binnen twee weken.

    Belangrijk om daarbij te beseffen is dat de politiebonden en de politiewerkgever op het moment dat zij hun overbruggingsregeling troffen dus niet wisten/konden weten dat er negen dagen later een landelijk RVU-akkoord zou volgen. Dat had net zo goed nog weken of maanden kunnen duren.

    Dat is nog maar de vraag. Vergeleken bij de tijdelijke RVU 2021-2025 voorziet het landelijke RVU-akkoord van 18 oktober inderdaad in een hoger maximum maandbedrag dat niet wordt bestraft met een fiscale boete van 52 procent.  Dat belastingvrije bedrag was de bruto AOW-uitkering in een bepaald jaar. Daar komt vanaf 2026 € 300 bovenop. 

    Deze afspraak betekent echter niet dat vanaf 2026 in alle beroepssectoren het maandelijkse RVU-bedrag automatisch € 300 hoger zal uitvallen. De sectorale RVU-bedragen vanaf 2026 moeten namelijk per beroepssector door de werkgever en vakbonden worden uitonderhandeld binnen het nu overeengekomen landelijke RVU-kader. 

    Inzet werkgever
    Het is denkbaar dat de politiewerkgever daarbij inzet op een lager bedrag dan op basis van het landelijke RVU-kader (belastingvrij) mogelijk is. Dat gebeurde bij de onderhandelingen over de tijdelijke RVU-politie in 2019/2020 ook. Toenmalig politieminister Grapperhaus weigerde per RVU-gerechtigde 36 keer het fiscaal vrijgestelde maandbedrag beschikbaar te stellen. Hij wilde niet verder gaan dan 24 keer dat maandbedrag per persoon. Ook dat bleek een harde eis en uiteindelijk hebben de bonden hun knopen geteld en zich daarbij neergelegd. (Het totaalbedrag kon wel worden uitgekeerd in 36 maandelijkse porties.) 

    Fiscaal-juridische overgangsregeling
    Het is dus afwachten welke uitkomsten de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden op dit punt gaan opleveren. Daarbij is ook van belang welke fiscaal-juridische afspraken de komende maanden op landelijk niveau gemaakt worden om een rechtvaardige overgang van de tijdelijke naar de permanente RVU-regeling te realiseren.

    Nee, want de nu overeengekomen permanente RVU gaat pas in vanaf 2026. Om dat praktisch mogelijk te maken zijn allerlei aanpassingen in de (fiscale) regelgeving en procedures vereist. Een van de afspraken in het akkoord van 18 oktober is dat die wijzigingen uiterlijk volgend voorjaar moeten zijn gerealiseerd.

    Met andere woorden: zonder het akkoord over een RVU-overbruggingsregeling zouden politiemensen uit 1961 sowieso geen aanspraak kunnen maken op RVU-uitkeringen voor de maximale periode van drie jaar. Die periode start voor deze collega’s immers al in april 2025, terwijl het landelijke RVU-akkoord pas van kracht wordt vanaf 2026.

    Op basis van de RVU-overbruggingsregeling hebben ze nu wel de maximale mogelijkheid van 36 maanden een RVU-uitkering.

    De politiebonden hebben over een lange periode steeds hardere acties gevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat de werkgever alsnog bereid bleek om voor de collega’s geboren in 1961 de huidige RVU-voorwaarden toe te passen en af te spreken dat we voor het vervolg in gesprek gaan zodra er een akkoord over een nieuwe landelijke RVU vanaf 2026 is.

    Mede dankzij de acties van de politiebonden is het overleg tussen de vakcentrales, de werkgevers en de minister van Sociale Zaken over een nieuwe RVU voor zware beroepen vlotgetrokken. Wij hebben er vertrouwen in dat het landelijke akkoord dat op 18 oktober is bereikt over een permanente RVU-vrijstelling voor zware beroepen ook voor de politie tot een acceptabel resultaat zal leiden.

    Het landelijk actiecentrum van de politiebonden blijft operationeel voor het geval de gesprekken tussen politiebonden en werkgever over een structurele vroegpensioenregeling voor de politie mislukken. Daarover wordt nu eerst het gesprek aangegaan. Al met al lijkt juli 2025 een redelijke termijn om de acties op te schorten. De collega’s geboren in 1962 zullen immers pas vanaf april 2026 drie jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd zitten.

    De tijdelijke landelijke RVU voor zware beroepen loopt af op 31 december 2025. Op 18 oktober hebben de vakcentrales en werkgevers met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een akkoord bereikt over een structurele opvolger van deze overkoepelende regeling.

    De politiebonden en de werkgever zijn daarom nu het gesprek aangegaan over een politiespecifieke RVU voor medewerkers die na 1961 geboren zijn. De intentie is om hierover uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 met een resultaat te komen.

    De politiemedewerkers die geboren zijn in 1961 worden volgend jaar 64. Ze zouden dan in aanmerking komen voor de politie-RVU als die volledig in lijn zou liggen met de fiscale ruimte in de tijdelijke landelijke RVU. Deze mogelijkheid voor een overbruggingsregeling laten liggen en stug doorgaan met actievoeren voor een permanente regeling zou neerkomen op onzorgvuldig omgaan met de belangen van de collega’s uit 1961.   

    Bovendien waren op het moment van afsluiten van de overbruggingsregeling de gesprekken tussen de vakcentrales, de werkgevers en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een permanente RVU voor zware beroepen serieus hervat. De steeds hardere acties van de politiebonden waren daarvoor mede de aanleiding geweest. 

    De politiebonden en de werkgever hadden afgesproken dat de gesprekken over een vroegpensioenregeling voor collega’s geboren na 1961 van start zouden gaan zodra daarover landelijke afspraken waren gemaakt. Dat laatste is op 18 oktober gebeurd. Daarna zijn de gesprekken tussen de politiebonden en de politiewerkgever over een sectorale RVU vanaf 2026 van start gegaan. 

    Mochten de onderhandelingen over een vroegpensioenregeling voor de politie vastlopen, dan zullen de politiebonden opnieuw actie gaan voeren. Het actiecentrum blijft dan ook in stand.

    Het nieuwe akkoord is een overbruggingsregeling. De landelijke onderhandelingen over een nieuwe Regeling vervroegd uittreden (RVU) vanaf 2026 hebben vertraging opgelopen, waardoor in 2025 bijna een hele jaargang politiemedewerkers (collega’s geboren voor 1 oktober 1961) buiten de boot dreigde te vallen. De politiebonden hebben dat weten te voorkomen door met de minister van Justitie en Veiligheid en de korpsleiding af te spreken dat de doelgroep voor de lopende (tijdelijke) RVU voor de politiesector alsnog met één jaargang (het HELE geboortejaar 1961) wordt uitgebreid.

    Pensioenakkoord
    In juni 2019 sloten de overheid, de werkgevers en de vakbeweging een landelijk pensioenakkoord. Belangrijke afspraak daarin was de herinvoering van sociale voorzieningen om te zorgen dat mensen die jarenlang zwaar en slijtend werk hebben gedaan – zoals politieagenten – een aantal jaren eerder konden stoppen met werken dan op hun AOW-gerechtigde leeftijd. 

    Tijdelijke landelijke RVU
    Om tijd te winnen voor het uitwerken van een PERMANENTE regeling werd voor de periode 2021-2025 een TIJDELIJKE Regeling vervroegd uittreden (RVU) overeengekomen. Voor die jaren stelde de overheid een maandelijks vroegpensioenbedrag vrij van de fiscale RVU-boete van 52 procent. Dat bedrag is vergelijkbaar met de AOW-uitkering voor alleenstaanden. Voor 2024 is dat € 2.182 bruto per maand. 

    Dit bedrag mag maandelijks worden uitgekeerd in maximaal de 36 maanden voorafgaand aan iemands AOW-gerechtigde leeftijd. Die leeftijd wordt vanaf 2028 verhoogd tot 67 jaar en drie maanden. Daardoor zijn de laatste werknemers die onder de tijdelijke landelijke RVU kunnen vallen degenen die op 30 september 2025 de leeftijd van 64 jaar bereiken. Ze kunnen vanaf die datum drie jaar maandelijks een RVU-uitkering krijgen, zonder dat de werkgever daarover een boete hoeft te betalen. 

    Tijdelijke politie-RVU
    Tijdens de onderhandelingen over een specifieke politie-RVU in 2019/2020 blokkeerde toenmalig minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus het benutten van de volledige doelgroep van de landelijke fiscale vrijstelling. Dat zorgde ervoor dat onder de huidige politie-RVU alleen de collega’s vallen die uiterlijk op 31 december 2025 65 jaar zijn. De collega’s met geboortejaar 1961 vielen dus in eerste instantie buiten de boot. 

    Opvolger landelijke RVU
    Dat was geen probleem geweest als de tijdelijke landelijke RVU op tijd vervangen zou zijn door een permanente regeling op dat gebied. Maar in december 2023 liepen de gesprekken daarover tussen vakcentrales en werkgeversorganisaties vast. Daarmee kwam ook de tijdige invoering van een permanente vroegpensioenregeling voor de politiesector (vanaf 2025) op losse schroeven te gaan.

    De politiebonden begonnen actie te voeren om dat te voorkomen. In afwachting van een nieuw RVU-akkoord op landelijk gebied en mede onder druk van de steeds hardere acties van de politiebonden, begonnen de werkgever en de politiebonden gesprekken over een overbruggingsregeling. Begin oktober werd met de kersverse politieminister David van Weel afgesproken om collega’s met het geboortejaar 1961 alsnog onder de huidige tijdelijke politie-RVU te laten vallen. 

    Dat is bijzonder als je bedenkt dat de AOW-leeftijd vanaf 2028 wordt verhoogd naar 67 jaar en drie maanden. Dat betekent dat de fiscale vrijstelling op basis van de tijdelijke RVU drie maanden eerder ophoudt dan de RVU-uitkering van de laatste groep rechthebbenden met geboortejaar 1961. De huidige fiscale vrijstelling loopt namelijk tot en met 31 december 2028. Collega’s geboren in het laatste kwartaal van 1961 bereiken de AOW-leeftijd in 2029. De werkgever heeft dus geaccepteerd dat hij over een deel van de RVU-uitkeringen de fiscale boete van 52 procent zal moeten betalen – tenzij er tijdig een nieuwe landelijke RVU uit de bus komt. 

    Geboren na 1961
    Zoals gezegd is dit een eenmalige overbruggingsregeling. De vroegpensioenopties van collega’s die zijn geboren in 1962 of daarna hangen af van de nieuwe landelijke afspraken op RVU-gebied. Op vrijdag 18 oktober hebben de vakcentrales en werkgevers met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een akkoord bereikt over een permanente RVU-vrijstelling voor zware beroepen. De politiebonden hebben hun acties opgeschort zodat met de politiewerkgever onderhandeld kan worden over een vroegpensioenregeling voor de politiemedewerkers geboren vanaf 1962. De gesprekken daarover zijn inmiddels gestart.

    Jazeker, je kunt de RVU maximaal 36 maanden en minimaal 1 maand voor de AOW-leeftijd laten ingaan. Wel vereist de landelijke fiscale regeling dat je je afspraak met de werkgever over het benutten van de RVU in 2026, 2027 en/of 2028 uiterlijk op 31 december 2025 in een besluit hebt laten vastleggen.

    De fiscaal vrijgestelde RVU-uitkering is in 2024 maximaal € 2.182 bruto per maand. Dat bedrag is vergelijkbaar met de AOW-uitkering voor alleenstaanden. De hoogte wordt jaarlijks in januari aangepast aan de stijging van de AOW-uitkering. 

    Het is nog niet bekend welk bedrag gaat gelden voor de jaren 2025, 2026, 2027 en 2028 (het laatste jaar dat valt onder de uitloop van de tijdelijke RVU-regeling). De hoogte van de RVU-uitkering wordt jaarlijks automatisch door de werkgever aangepast aan de stijging van het maximaal fiscaal vrijgestelde bedrag.

    Geboortejaar 1958: 67 jaar AOW in 2025
    Geboortejaar 1959: 67 jaar AOW in 2026
    Geboortejaar 1960: 67 jaar AOW in 2027
    Geboortejaar 1961: 67 jaar en 3 maanden AOW vanaf april 2028
    Geboortejaar 1962: 67 jaar en 3 maanden AOW vanaf april 2029

    Nee, het gebruik van de RVU-regeling betekent dat je ontslag neemt. Daarmee stopt ook de bijdrage aan je pensioenopbouw van het korps.

    De RVU biedt een bijdrage aan iemands maandelijkse inkomsten tijdens een periode van vroegpensioen die direct voorafgaat aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. In het landelijk pensioenakkoord is bepaald dat deze periode maximaal drie jaar mag zijn. Het niveau van het maximale uitkeringsbedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2024 is dit bedrag €26.184 per jaar (€ 2.182 bruto per maand).

    In de onderhandelingen met de minister van Justitie en Veiligheid over een politie-RVU is het maximaal aantal maanden RVU-bijdrage vastgesteld op 24 maanden en daarmee is het maximale RVU bedrag € 52.368 (niveau 2024 en uitgaande van een dienstverband van 36 uur). Wil je langer gebruik maken van de RVU, bijvoorbeeld 36 maanden, dan wordt je maandelijkse RVU-bedrag € 1.455 bruto in 2024.

    Voor aanvullend inkomen kunnen de collega’s in de RVU-doelgroep gebruikmaken van hun ouderdomspensioen bij ABP – hun pensioenkapitaal eerder aanspreken. Dat leidt niet tot een veel lager ouderdomspensioen gedurende de rest van hun leven. Na de eerste politieke aanval op het vroegpensioen hebben deze collega’s bij ABP een aantal jaren extra pensioenkapitaal opgebouwd – en die reserve komt nu goed van pas. 

    Wil je advies over het eerder laten ingaan van je ouderdomspensioen bij ABP of over de hoogte van het te kiezen bedrag aan pensioen naast je RVU? Neem dan contact op met een pensioenambassadeur. Op het intranet van de Nationale Politie vind je daarvoor de benodigde gegevens.

    Bij het berekenen van iemands maximale RVU-bedrag wordt uitgegaan van zijn gemiddelde dienstverband in de tien jaar voorafgaande aan zijn ontslag wegens RVU. Daarbij wordt gekeken naar het dienstverband op 31 december van die jaren.

    Nee, RPU-deelname wordt in het kader van de RVU niet gezien als werken in deeltijd.

    Nee, gebruik maken van de RVU is alleen mogelijk in combinatie met een definitief vertrek (ontslag) bij het korps. Dat is niet zo vreemd, aangezien de bijdrage uitdrukkelijk bedoeld is om eerder stoppen met werken bij de politie mogelijk te maken. Je kunt wel blijven werken als vrijwilliger, maar niet meer als beroepskracht.

    Nee, bij een latere start dan 24 maanden voor de AOW-leeftijd komen de niet uitgekeerde bedragen over de eerdere maanden te vervallen. Je kunt het maximale RVU-bedrag dus niet ‘opsparen’ om het vlak voor je AOW-gerechtigde leeftijd in bijvoorbeeld een periode van vier maanden te laten uitkeren.

    Een RVU-bijdrage van de werkgever wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en uitbetaald onder de groene tabel. Het UWV kort de RVU-bijdrage daardoor niet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

    In 2020 spraken de bonden en de werkgever een doorwerkbonus af voor de collega’s die in dienst blijven tot de AOW-leeftijd. In de overbruggingsregeling RVU is afgesproken dat deze bonus ook wordt toegekend aan de collega’s uit de eerstvolgende jaargang (1961) die tot hun AOW-leeftijd blijven doorwerken.

    De doorwerkbonus bedraagt € 6.000 bruto en is naar rato van het dienstverband. Om recht te doen aan het arbeidsverleden geldt daarbij als uitgangspunt de gemiddelde omvang van het dienstverband in de tien jaar voor de AOW-leeftijd. Gekeken wordt dan naar het dienstverband op 31 december van elk jaar.

    De overbruggingsregeling RVU kent dezelfde voorwaarden als de geldende politie-RVU. Er is dus geen versoepeling van de toekenningscriteria afgesproken. Wat de bonden betreft komt een aanpassing daarvan wel op tafel te liggen bij de onderhandelingen over een opvolger van de huidige politie-RVU

    De overbruggingsregeling geldt voor de collega’s geboren in 1961. Het gaat dan om het hele jaar 1961. Dat heeft gevolgen, want vanaf 2028 wordt de AOW-leeftijd verhoogd naar 67 jaar en drie maanden. Dat betekent dat de fiscale vrijstelling op basis van de tijdelijke RVU drie maanden eerder ophoudt dan de RVU-uitkering van de laatste groep rechthebbenden. 

    De huidige fiscale vrijstelling loopt namelijk tot en met 31 december 2028. Collega’s geboren in het laatste kwartaal van 1961 bereiken de AOW-leeftijd in 2029. De werkgever heeft geaccepteerd dat hij over een deel van de RVU-uitkeringen dus de fiscale boete van 52 procent zal moeten betalen – tenzij er tijdig een nieuwe landelijke RVU uit de bus komt.

    Om aanspraak te kunnen maken op een RVU-uitkering moet je 35 politiedienstjaren op je naam hebben, waaronder minstens 25 ‘zware jaren’. Onder zware jaren vallen jaren in een executieve functie of in een administratieve, huishoudelijke of technische functie in het LFNP-domein Uitvoering.

    • Om te beginnen zijn dit de medewerkers die sinds 2006 een Toelage Bezwarende Functie (TBF) toegewezen hebben gekregen. 
    • Daarnaast ook de collega’s in de schalen 12 en hoger die van TBF uitgezonderd waren maar wel executieve functies hadden. 
    • Tot slot alle andere collega’s die aannemelijk kunnen maken dat ze 25 ‘zware jaren’ hebben volgemaakt (mede) door het vervullen van een of meer voorlopers van functies in het huidige LFNP-domein Uitvoering.

    Op basis van de overbruggingsregeling RVU kunnen politiemedewerkers direct voorafgaand aan hun AOW-gerechtigde leeftijd maximaal 24 keer het maximaal fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag ontvangen. Je mag ervoor kiezen dit maximale bedrag te spreiden over maximaal 36 maanden zodat je vanaf drie jaar voor je AOW-leeftijd met RVU kunt. 

    Het maximaal fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag is in 2024 € 2.182 bruto per maand, maar zal in januari 2025 meestijgen met de AOW-indexatie. Als je ervoor kiest om je RVU te spreiden over een periode van meer dan 24 maanden wordt het maandbedrag lager.

    Bij een dienstverband van minder dan 36 uur wordt het maandelijks uitgekeerde bedrag naar rato aangepast. Om recht te doen aan het arbeidsverleden van de potentiële RVU-deelnemers geldt daarbij als uitgangspunt de gemiddelde omvang van hun dienstverband in de tien jaar voor de mogelijke vervroegd pensioen-datum.

    Waaraan herken je binnen de politie de medewerkers die het meest zware en risicovolle werk doen? Sinds 2006 is dat aan de Toelage Bezwarende Functie (TBF) die ze maandelijks van de werkgever ontvangen, al dan niet in combinatie met een inhaal-Toelage Bezwarende Functie (i-TBF). 

    In de vijf jaar daarvoor ((2001 -2005) kon je ze herkennen aan hun extra vroegpensioenopbouw via AFUP-specifiek. Bij de invoering van het AFUP-stelsel in 2001 kreeg iedere politiemedewerker van de werkgever garantierechten toegekend voor zijn eerdere zware jaren waarover hij geen vroegpensioenkapitaal had kunnen opbouwen.

    Voor een totaalbeeld van iemands zware jaren moet je bij zijn TBF-jaren dus zijn AFUP-specifiekjaren en zijn garantierechtjaren optellen. Zowel in 2001 als in 2006 hebben alle politiemedewerkers van de werkgever een brief gehad met daarin een overzicht van hun toenmalige garantiejaren.

    Politiemedewerkers krijgen uitsluitend een TBF voor hun eerste 25 zware jaren – inclusief garantiejaren en AFUP-specifiekjaren. Is jouw TBF inmiddels stopgezet omdat je het maximale aantal uitkeringsjaren hebt bereikt, dan is de melding daarvan door de werkgever ook een bewijs dat je aan de RVU-eis voldoet.

    Als politiedienstjaren gelden ook de jaren genoemd in artikel 29c lid 6 van het Besluit bezoldiging politie. Dit zijn jaren waarin je aantoonbaar een van de volgende aanstellingen had.

    • Algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee;
    • Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de ECD of de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;
    • Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Spoorwegpolitie van de Nederlandse Spoorwegen voor zover het principeakkoord van 14 oktober 1999, gesloten tussen de vakorganisaties, FNV Bondgenoten, FSV, CNV Bedrijvenbond, VHS en het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Nederlandse Spoorwegen, op jou van toepassing was en je een AFUP- garantieregeling toegekend hebt gekregen voor de jaren dat je bij de Spoorwegpolitie hebt gewerkt;
    • Onbezoldigd algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Rijkspolitie, werkzaam voor een krachtens de Wet op de weerkorpsen toegestane particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol in de periode van 15 februari 1974 tot en met datum 31 december 1992;
    • Een functie die door het bevoegd gezag voor inwerkingtreding van de Politiewet 2012 voor een bepaalde tijd is aangemerkt als politiedienstjaar, hetgeen kan worden bewezen door het overleggen van een schriftelijk besluit daaromtrent.

    Dat proces wordt zo snel mogelijk ingericht na de officiële ondertekening van het akkoord door de werkgever en de bonden. Die kan pas plaatsvinden nadat de bonden hun leden hebben geïnformeerd en een besluit hebben genomen.  

    Er zal voor gezorgd worden dat alle medewerkers uit 1961 op tijd de RVU kunnen aanvragen. De eerste uitkeringen aan collega’s uit dat jaar kunnen pas plaatsvinden vanaf april 2025. Dat is namelijk drie jaar voor hun AOW-leeftijd (vanaf 2028 67 jaar en drie maanden).

    De overbruggingsregeling RVU kent dezelfde voorwaarden als de geldende politie-RVU. Er zijn geen aanvullende afspraken gemaakt voor collega’s die op latere leeftijd zijn ingestroomd vanuit bijvoorbeeld Defensie of de Douane. 

    Dit onderwerp is wel besproken, maar het verbeteren van de huidige regeling op dit punt bleek een stap te ver, mede gezien het overbruggingskarakter van de nieuwe afspraken.  Wat de bonden betreft komt het aanpassen van de aanspraken van zij-instromers wel op tafel te liggen bij de onderhandelingen over een opvolger van de huidige politie-RVU.

    Ja, de politiebonden hebben vier digitale meetings georganiseerd om hun achterban nader te informeren over de verlenging van de huidige RVU. Klik op een van de onderstaande opties om je daarvoor aan te melden. Uiterlijk een uur voor het begin ontvang je dan een link waarmee je toegang krijgt tot de digitale bijeenkomst.

    Donderdag 17 oktober 2024 om 11:00 uur
    https://forms.gle/oAdgLLFHGwUS36JE7

    Maandag 21 oktober 2024 om 15:30 uur
    https://forms.gle/TGJA5c7CMGBAEtjj8

    Maandag 21 oktober 2024 om 18:00 uur
    https://forms.gle/pzU92xQMST4f6KRX8

    Donderdag 24 oktober 2024 om 16:00 uur
    https://forms.gle/wow29VDg8dwKW1mt8

    Cao 2024 - 2025

    Nee, met de tien fysieke en tien digitale bijeenkomsten denken de bonden dat ze elke politiemedewerker de gelegenheid geven om te laten weten wat ze van het cao-resultaat vinden. Op die manier kan iedereen informatie uit eerste hand krijgen van de bondsvoorzitters. Ook hebben ze volop gelegenheid voor het stellen van vragen en tot slot krijgen ze de ruimte om hun oordeel te geven. Wil jij je dus laten informeren over het onderhandelaarsakkoord en vervolgens je stem laten horen? De digitale ledenbijeenkomsten deze week bieden je daarvoor nog een laatste kans.

    De uitkomst van de ledenraadpleging speelt trouwens een belangrijke rol bij de besluitvorming van de besturen van de bonden. Het bepaalt of ze definitief hun handtekening zetten onder de nieuwe politie-cao.

    De exacte voorwaarden van het IKB, en dus ook voor de aanschaf van de fiets met dit budget, zullen in de eerste maanden van 2024 worden uitgewerkt. Wel is al afgesproken dat een voorschot van maximaal vijf keer dit budget mogelijk zal zijn voor bijvoorbeeld de aanschaf van de fiets.

    Als in 2025 blijkt dat de 2% loonsverhoging voor 2025 de inflatie niet volledig compenseert, dan zal een aanvullende koopkrachtmaatregel onderdeel uitmaken van de inzet van de bonden bij de onderhandelingen over de volgende cao. Die moeten in de zomer van dat jaar beginnen om het ingaan van een nieuwe cao vanaf 1 december 2025 mogelijk te maken.

    In deze onderhandelingen is ingezet op structurele inkomensverbetering voor alle medewerkers van de politie. De thuiswerkvergoeding voor politiemedewerkers wordt vergoed overeenkomstig het fiscaal vrijgestelde bedrag (€ 2,15) en groeit automatisch mee met de indexatie van deze fiscale vrijstelling. De thuiswerkvergoeding wordt daardoor per 1 januari 2024 verhoogd maar niet op basis van het voorliggende onderhandelingsresultaat. Het fiscaal vrijgestelde bedrag voor 2024 is op dit moment nog niet officieel bekend.

    Op basis van het landelijk pensioenakkoord uit 2019 is momenteel een tijdelijke Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) van kracht. Met een fiscale vrijstelling zorgt de overheid ervoor dat werkgevers mensen, bijvoorbeeld in zware beroepen, een uitkering kunnen geven die het (mede) mogelijk maakt dat ze een paar jaar eerder stoppen met werken dan op hun AOW-gerechtigde leeftijd, met een maximum van drie jaar. Deze tijdelijke RVU biedt echter alleen uitkomst voor mensen die uiterlijk op 31 december 2025 een bepaalde leeftijd bereiken. Die leeftijd verschilt per sector; bij de politie is 65 jaar uit de onderhandelingen gekomen.  

    Op dit moment onderhandelen de vakbondscentrales met de werkgeversvereniging VNO-NCW over de opvolger van de RVU met als doel om samen tot een advies aan de politiek te komen (via de Stichting van de Arbeid oftewel de STAR). Een dergelijk advies kan een kabinet niet of nauwelijks naast zich neerleggen. De onderhandelingen in de STAR over dit advies verlopen echter uitermate stroef. In de politiesector kunnen pas nieuwe afspraken over het vervolg op de huidige tijdelijke RVU worden gemaakt zodra duidelijk is met welke regeling de politiek akkoord zal gaan. In het huidige onderhandelaarsakkoord is wel afgesproken om in gesprek te gaan zodra we weten welke landelijke fiscale vrijstelling er komt.

    De reden daarvoor is dat de mogelijkheid om dit budget op te sparen tot hoge  administratieve lasten leidt voor het korps. Dit moet namelijk voor elk individu bijgehouden worden. Bovendien is het belangrijk voor het korps dat de kosten in hetzelfde jaar geboekt kunnen worden voor de belastingdienst. Door het budget als voorschot te geven weet de werkgever wat de kosten in de toekomst zijn en kan hij de lasten voor de eindheffing voor de belastingdienst verdelen. Om die reden is het wel mogelijk om tot maximaal vijf keer het budget als voorschot te ontvangen bij de aanschaf van de fiets of andere duurzame uitgaven.

    De eenmalige uitbetalingen vallen onder het zogenaamde bijzondere belastingtarief. Dat is ook het geval met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. In de maand van uitbetaling betaal je over de eenmalige uitbetalingen daardoor iets meer belasting dan normaal. Als je daardoor teveel belasting hebt betaald krijg je dit in 2025 weer terug via de integrale belastingaangifte over 2024. 

    De eenmalige uitkeringen van € 200 die in de maanden januari tot en met juni worden uitbetaald behoren inderdaad tot het pensioengevend inkomen. Ze tellen alleen (zoals gebruikelijk bij eenmalige uitkeringen) pas mee in het pensioengevend inkomen van 2025.

    Nee, deze uitkeringen zijn uitsluitend bedoeld voor collega’s die gedurende deze maanden in dienst zijn van het korps. Vanaf het moment dat je RVU in gaat, ben je officieel met ontslag en heb je als gewezen ambtenaar geen aanspraak meer op deze extra beloning.

    Het nieuwe onderhandelaarsakkoord bevat naast afspraken over drie structurele (blijvende) salarisverbeteringen ook een afspraak over een eenmalige koopkrachtimpuls in de vorm van zes maandelijkse uitkeringen van januari tot en met juni 2024.

     Afgesproken is dat deze uitkeringen leiden tot een bedrag van € 1.200 voor collega’s die op 1 januari 2024 een dienstverband van 36 uur hebben. Zij krijgen in principe dus zes keer € 200 uitbetaald. Daarbij gaat het – zoals altijd in cao-afspraken – om bruto bedragen. 

    Is je dienstverband op 1 januari 2024 meer of minder dan 36 uur? Dan worden het bedrag van € 1.200 en de daaruit voortvloeiende maandelijkse uitkeringen naar rato aangepast. Een collega met een 38-urige werkweek heeft dus aanspraak op € 1.266 in totaal en op een maandelijkse eenmalige uitkering van € 211. 

    De enige voorwaarde om voor deze eenmalige uitkeringen in aanmerking te komen is dat je in de maand van uitbetaling in dienst bent van de Nationale Politie. Ook alle aspiranten in hun eerste jaar kunnen dus een of meer van deze uitkeringen tegemoet zien – ongeacht of ze in dat jaar een tegemoetkoming of een salaris ontvangen. Ben je in de eerste helft van 2024 met onbezoldigd buitengewoon verlof, dan heb je minder of helemaal geen aanspraak op deze eenmalige uitkeringen. 

    Gezien hun incidentele karakter leiden deze uitkeringen niet tot hogere aanvullingen van de werkgever op uitkeringen wegens ziekte. (De hoogte daarvan is namelijk exclusief gekoppeld aan het structurele beloningssysteem = de salarisschalen.)

    Werkgevers kunnen zelf voorwaarden verbinden aan de RVU-regeling binnen het gestelde fiscale kader. Bij de politie is één van de voorwaarden om deel te mogen nemen aan de RVU-regeling, dat je uiterlijk op 31 december 2025 twee jaar voor je AOW-leeftijd zit. Dit betekent dat je uiterlijk op 31 december 2025 de leeftijd van 65 jaar moet hebben bereikt. Dat is een beperktere afspraak dan de ruimte die het fiscale kader biedt, omdat dit kader uitgaat van drie jaar voor de AOW-leeftijd op uiterlijk 31 december 2025.

    Overigens kunnen medewerkers die gebruik mogen maken van de RVU politie ook tot drie jaar voor de AOW-leeftijd met RVU. Het maandbedrag RVU (€ 2.037,-) wordt dan wel lager, omdat het totaalbedrag RVU waarop aanspraak bestaat over de periode van 24 maanden dan over 36 maanden wordt verdeeld.

    We moeten wachten op nieuwe fiscale regelgeving om voor de medewerkers van de politie, die in 2026 65 jaar worden, ook de RVU te kunnen regelen. In het akkoord is afgesproken in overleg te gaan over de RVU zodra de politieke besluitvorming over de nieuwe fiscale kaders duidelijk is.

    Onderdeel van het nieuwe afsprakenpakket is een nominale loonsverhoging vanaf 1 juli 2024 – dat wil zeggen: een blijvende verhoging van de salarissen met een concreet bedrag in plaats van een percentage. De afspraak is vanaf 1 juli 2024 een loonsverhoging door te voeren van € 100. Daaroverheen komt vervolgens meteen een procentuele loonsverhoging van 5 procent.

    Deze combinatie draagt bij aan een solidaire cao, omdat een loonsverhoging met een concreet bedrag de koopkracht van de collega’s in lager betaalde functies relatief (= in procenten) meer verbetert dan de koopkracht van collega’s in een hoger betaalde functie. Voor een procentuele loonsverhoging geldt het omgekeerde. 

    Voor alle duidelijkheid enkele rekenvoorbeelden. Voor de salarisschalen 5 t/m 12 is de procentuele verhoging door de stijging van de salarissen met € 100 vanaf 1 juli 2024 als volgt. (Om misverstanden te voorkomen: de verhoging met € 100 geldt niet alleen voor de onderstaande maximumbedragen, maar voor alle bedragen in alle schalen.) 

    Het maximumbedrag van schaal 5 wordt € 3.500,99 — een verbetering van 2,9 %
    Het maximumbedrag van schaal 6 wordt € 3.636,98 — een verbetering van 2,8 %
    Het maximumbedrag van schaal 7 wordt € 3.925,31 — een verbetering van 2,6 %
    Het maximumbedrag van schaal 8 wordt € 4.421,40 — een verbetering van 2,3 %
    Het maximumbedrag van schaal 9 wordt € 4.814,24 — een verbetering van 2,1 %
    Het maximumbedrag van schaal 10 wordt € 5.227,23 – een verbetering van 1,9 %
    Het maximumbedrag van schaal 11 wordt € 5.881,97 – een verbetering van 1,7 %
    Het maximumbedrag van schaal 12 wordt € 6.595,38 – een verbetering van 1,5 %

    Zoals gezegd komt daar vervolgens (direct) een procentuele verhoging van 5 procent overheen. Nemen we de schaalbedragen na de loonsverhoging met 2 procent op 1 januari 2024 als nulpunt (= 100 procent), dan leidt de combinatie van een loonsverhoging met € 100 en (daarna nog eens) een loonsverhoging met 5 procent tot de volgende gemiddeld procentuele loonsverhogingen vanaf 1 juli.

    • De maximumbedragen in de schalen 5, 6 en 7 liggen vanaf 1 juli 2024
      8 procent hoger dan op 1 januari 2024.
    • De maximumbedragen in de schalen 8 tot en met 12 liggen vanaf 1 juli 202
      7 procent hoger dan op 1 januari 2024.

    In januari 2025 volgt nogmaals een structurele loonsverhoging van 2 procent. Tot welke loonontwikkeling vanaf 1 januari 2024 leidt die maatregel?

    • De maximumbedragen in de schalen 5, 6 en 7 liggen vanaf 1 januari 2025
      10 procent hoger dan op 1 januari 2024.
    • De maximumbedragen in de schalen 8 tot en met 12 liggen vanaf 1 januari 2025
      9 procent hoger dan op 1 januari 2024.

    De bonden en de werkgever constateren dat de samenleving, de arbeidsmarkt en de politie meer divers zijn dan voorheen. Om een aantrekkelijke werkgever te blijven worden de arbeidsvoorwaarden daarop aangepast. 

    • Om te beginnen worden zowel de teksten als de symbolen die gebruikt worden bij het afleggen van de ambtseed en -belofte gemoderniseerd.
    • Partijen gaan samen aan de slag om het in 2025 mogelijk te maken dat politiemedewerkers de optie krijgen om de huidige officiële feestdagen in te wisselen voor andere feestdagen naar eigen keuze. Onderdeel hierbij is dat wanneer  je wordt ingezet op zo’n andere, door jou gekozen feestdag, je recht krijgt op de hogere vergoeding voor het werken op een officiële feestdag.
    • Tot slot komen er meer mogelijkheden binnen de politie om mensen met arbeidsbeperkingen aan te nemen.

    Vanaf 2025 krijgt elke politiemedewerker jaarlijks de beschikking over een individueel keuzebudget. Dat zal bestaan uit twee delen.

    ●       Budget 1: een bedrag dat wordt opgebouwd uit je maandelijkse opbouw aan vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering en je bovenwettelijke verlofuren.

    ●       Budget 2: een door de werkgever beschikbaar gesteld bedrag van € 377.

    Belangrijk verschil tussen beide bedragen: het eerste is bruto (hierover moet nog belasting worden betaald) en het tweede is netto.

    Budget 1

    Vanaf 2025 wordt je opbouw aan vakantiegeld en eindejaarsuitkering maandelijks in dit potje gestort, samen met je bovenwettelijke verlofuren. Elke maand bouw je daardoor een hoger persoonlijk budget op, tenzij je tussentijds besluit een deel op te nemen. De vaste uitbetaling van het vakantiegeld in mei en de eindejaarsuitkering in november wordt afgeschaft.

    Er is afgesproken dat dit budget vanuit bestaande bronnen voor vakantiegeld, eindejaarsuitkering en bovenwettelijk verlof gevuld wordt, dus ontvang je uiteindelijk hetzelfde als nu het geval is. Voortaan kun je echter zelf kiezen wanneer je dit budget opneemt, hoeveel en op welke manier. Naast uitkeren in geld zoals nu standaard het geval is met het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering, kun je ook kiezen voor het opnemen van extra vrije tijd of een investering in doelen die – onder voorwaarden – door de Belastingdienst vrijgesteld zijn: studie, vakliteratuur en cursussen.

    Je krijgt dus meer eigen regie op het moment van uitbetaling en de wijze van genieten van deze arbeidsvoorwaarden. Uiteraard kun je niet meer uitgeven dan het op dat moment opgebouwde budget. Maak je in de loop van het jaar geen bestedingskeuze, dan wordt het budget in december in één keer volledig uitbetaald. Heb je nog een deel van het budget over, dan wordt dat restant in december uitbetaald.

    Budget 2

    Vanaf 2025 kent de werkgever elke politiemedewerker jaarlijks een budget van € 377 toe.  Dit netto bedrag is opgebouwd uit het vitaliteitsbudget van €102 (waarde in 2025) en een toevoeging van € 275 die in de nieuwe cao is afgesproken.

    Bonden en werkgever gaan nog met elkaar in gesprek over de exacte voorwaarden, maar je mag dit netto budget in ieder geval besteden aan vitaliteitsvoorzieningen, een fiets, verduurzamingsmaatregelen en je vakbondscontributie. Ook wordt het analoog aan de huidige fietsregeling mogelijk om maximaal vijf keer de waarde van het budget als voorschot op te nemen als je een duurdere aankoop wilt doen zoals fiets of warmtepomp.

    Is dit budget aan het eind van het jaar niet of niet helemaal besteed, dan vervalt het resterende bedrag. Je kunt deze voorziening dus niet gebruiken als extra spaarpotje.

    De exacte voorwaarden van het IKB worden in de eerste maanden (tot uiterlijk 1 mei) van 2024 uitgewerkt zodat het per 2025 werkzaam kan zijn.

    Ontvang je een WIA-uitkering, dan wordt die na ontvangst van een eenmalige extra uitbetaling door de werkgever eenmalig verlaagd. Je houdt dan ongeveer een derde van het extra bedrag over. Het leidt echter niet tot een structurele verlaging van je WIA-uitkering.  

    Ontvang je een WAO-uitkering, dan zijn de (financiële) gevolgen erg afhankelijk van je individuele situatie. Naast een blijvende korting op je WAO-uitkering kan de ontvangst van eenmalige uitkeringen ongunstig uitpakken voor je invaliditeitspensioen of herplaatsingstoelage. Het korps heeft daar geen invloed op, het is landelijke regelgeving. 

    Om ongewenste blijvende effecten te voorkomen kunnen collega’s met een WAO-uitkering gebruikmaken van de optie om af te zien van de eenmalige uitkering van € 1.200 bruto, in zes maandelijkse porties van januari tot en met  juni 2024. Er is helaas geen algemeen advies te geven over nut en noodzaak van het benutten van deze door de werkgever geboden mogelijkheid.

    Volledigheidshalve: de hierboven genoemde ongunstige gevolgen van de inrichting van ons sociale zekerheidsstelsel zijn niet te voorkomen. De uitkeringen zijn op grond van de cao voor alle medewerkers geregeld en daarin mag vervolgens geen onderscheid meer worden gemaakt.

    De drie afgesproken structurele salarisverbeteringen leiden in jouw geval tot een hogere aanvulling van de werkgever op je uitkering wegens ziekte, ongeacht of er nog sprake is van een dienstverband of niet.  

    De verhogingen die doorwerken in de aanvullingen zijn:

    • Een verhoging van de schaalbedragen met € 100 vanaf 1 juli 2024.
    • Daaroverheen een verhoging van de salarissen met 5 procent vanaf 1 juli 2024
    • Een verhoging van de salarissen met 2 procent vanaf 1 januari 2025.

    Volledigheidshalve: deze salarisverhogingen volgen op de structurele salarisverbetering met 2 procent vanaf 1 januari 2024, die in de huidige cao al was afgesproken/vastgelegd.

    De afgesproken eenmalige uitkeringen in de eerste helft van 2024 leiden niet tot hogere aanvullingen van de werkgever op uitkeringen wegens ziekte. De hoogte van de aanvullingen is exclusief gekoppeld aan het structurele beloningssysteem (= de salarisschalen) en wordt dus niet aangepast op basis van incidentele extra beloningen.

    De meeste hondengeleiders moeten voor het vervoer van een diensthond van en naar het werk hun eigen auto gebruiken. Ter compensatie van de extra kosten die dat met zich meebrengt, mogen zij sinds jaar en dag voor hun woon-werkverkeer de kilometervergoeding voor dienstreizen met eigen vervoer declareren: € 0,28 per kilometer in plaats van € 0,19 per kilometer.

    Een van de nieuwe cao-afspraken is dat het korps hetzelfde vergoedingstarief gaat hanteren voor alle reizen met een eigen vervoermiddel. Voor zowel woon-werkverkeer als dienstreizen gaat het vlaktarief van € 0,23 per kilometer gelden. Dit is een nettobedrag.

    Op zich een goed verdedigbare afspraak, maar wel eentje die voor veel hondengeleiders vervelend uitpakt. De verlaging van de kilometervergoeding bij dienstreizen betekent namelijk dat zij een groter deel van de vervoerskosten van hun diensthond (weer) zelf moeten gaan betalen. Om dat te voorkomen is de aanvullende afspraak gemaakt dat deze collega’s een verhoging van hun maandelijkse autovergoeding krijgen van € 20 netto per maand

    De huidige vergoedingstarieven bij gebruik van een eigen vervoermiddel zijn € 0,19 per kilometer voor woon-werkverkeer en € 0,28 per kilometer voor dienstreizen. De regeling voor woon-werkverkeer ligt onder het fiscaal vrijgestelde tarief van € 0,21 per kilometer. De regeling voor de dienstreizen ligt daar boven, waardoor zij relatief duur is en de werknemer er weinig van overhoudt.

     Concreet ziet dit laatste er als volgt uit*.

    • In 2022 was de vergoeding voor dienstreizen € 0,28 per km: € 0,19 netto en € 0,09 bruto. Hier hield je na belasting en premies ongeveer € 0,23 cent netto aan over.
    • In 2023 is de vergoeding voor dienstreizen € 0,28 per km: € 0,21 netto en € 0,07 bruto. Hier houd je na belasting en premies ongeveer € 0,25 cent netto aan over. 

    *De hoogte van belastingen en premies zijn per fiscaal jaar en per individu verschillend. We zijn bij bovenstaande berekening uitgegaan van een gemiddelde.

    Nog dit jaar wordt het besluit genomen om de fiscaal onbelaste vergoeding voor het gebruik van eigen vervoer te verhogen naar € 0,23. De bonden zagen een kans om de kilometervergoeding voor het woon-werkverkeer per 1 juli 2024 flink te verhogen EN tegemoet te komen aan de wens van de werkgever om de administratieve lasten van het korps terug te dringen. 

    Het compromis was overstappen op één vergoedingstarief (vlaktarief) bij het gebruik van een eigen vervoermiddel voor zowel woon-werkverkeer als dienstreizen. Daarbij werd aan de ene kant een inkomstenbron aanzienlijk verbeterd (van € 0,19 naar € 0,23 NETTO per kilometer) en aan de andere kant afstand gedaan van een veel minder riante inkomstenbron (€ 0,28 per km, waarvan € 0,23 NETTO en € 0,05 BRUTO). 

    Die afspraak paste prima in het streven van de bonden om te werken aan zo veel mogelijk extra koopkracht voor zo veel mogelijk politiemedewerkers, aangezien veruit de meeste medewerkers meer woon-werkverkeer hebben dan dienstreizen maken. Wel is nogmaals bevestigd dat medewerkers nooit verplicht kunnen worden voor een dienstreis eigen vervoer te gebruiken. Onveranderd blijft ook dat dienstreizen uitsluitend kunnen plaatsvinden in diensttijd.

    De insteek van de bonden bij deze onderhandelingen was zoveel mogelijk koopkrachtherstel voor iedereen te realiseren. Daar past het maken van speciale financiële afspraken voor doelgroepen en hun arbeidsvoorwaarden niet bij. 

    Tegelijkertijd is het zo dat sinds 2015 structurele salarisverhogingen automatisch leiden tot een verhoging van de ORT. Dat geldt trouwens ook voor de overwerkvergoeding, de piketvergoeding (consignatietoeslag) en ME-vergoeding. 

    Vanaf januari 2024 wordt de onregelmatigheidstoeslag dan ook verhoogd met 2 procent, per juli 2024 met 5 procent en per januari 2025 nog eens met 2 procent.

    Vanaf 2025 komt de ORT daardoor uit op 

    • € 5,04 per uur voor doordeweekse nachtdiensten en dagdiensten in het weekend 
    • € 7,56 voor nachtdiensten in het weekend.

    Eerstejaars aspiranten met een tegemoetkoming

    • Vanaf juli 2024 aanspraak op de onregelmatigheidstoeslag (ORT)
    • Van januari tot en met juni 2024 aanspraak op maandelijkse uitkeringen van € 211 bruto (dienstverband van 38 uur) voor zover ze in die maanden in dienst van het korps zijn.

    Volledigheidshalve: de maandelijkse tegemoetkoming van deze aspiranten stijgt in januari 2024 met tien procent. Zij is niet gekoppeld aan de salarisafspraken in de politie-cao, maar aan het studiefinancieringsstelsel van het ministerie van Onderwijs en de bijbehorende indexatieregels.

    Aspiranten met een salaris

    • Een verhoging van de schaalbedragen met € 100 vanaf 1 juli 2024.
    • Daaroverheen een verhoging van de salarissen met 5 procent vanaf 1 juli 2024
    • Een verhoging van de salarissen met 2 procent vanaf 1 januari 2025.

     Volledigheidshalve: deze salarisverhogingen volgen op de structurele salarisverbetering met 2 procent vanaf 1 januari 2024, die in de huidige cao al was afgesproken/vastgelegd.

    • Van januari tot en met juni 2024 aanspraak op maandelijkse eenmalige uitkeringen van € 211 bruto (dienstverband van 38 uur) voor zover ze in die maanden in dienst van het korps zijn.

    Voor wie gelden de structurele (blijvende) loonsverhogingen?

    In het nieuwe afsprakenpakket zijn drie blijvende (structurele) salarisverbeteringen afgesproken. Daarbij gaat het – zoals altijd in cao-afspraken – om bruto bedragen.

    •       Een verhoging van de schaalbedragen met € 100 vanaf 1 juli 2024.
    •       Daaroverheen een verhoging van de salarissen met 5 procent vanaf 1 juli 2024
    •       Een verhoging van de salarissen met 2 procent vanaf 1 januari 2025.

    Deze salarisverhogingen volgen op de structurele salarisverbetering met 2 procent vanaf 1 januari 2024, die in de huidige cao al was afgesproken/vastgelegd. 

    Deze vier nog komende verbeteringen gelden voor alle politiemedewerkers met een salaris.

    Ze werken ook allemaal door in de aanvullende werkgeversuitkeringen wegens ziekte.

    Voor alle duidelijkheid: de afgesproken structurele salarisverbeteringen gelden dus niet voor de tegemoetkoming die aspiranten in hun eerste jaar ontvangen. Die is gekoppeld aan het studiefinancieringsstelsel van het ministerie van Onderwijs en zal op grond daarvan per 1  januari 2024 worden verhoogd met 10 procent.

    RVU-actie 27 maart 2024

    De precieze voorwaarden voor een toekomstige RVU-regeling zijn nu nog niet bekend. Daar zullen we straks met de werkgever over gaan onderhandelen. Alleen moeten we dan wel de gelegenheid krijgen om dat te doen.

    Omdat de werkgevers- en werknemerskoepels ‘in de polder’ er niet uitkomen, kunnen de onderhandelingen over de RVU binnen de politie niet starten. Dat heeft alles te maken met algehele landelijke regelingen die met de belastingdienst dienen te worden afgesproken. Dus moeten we er nu vooral voor zorgen dat werkgeverskoepel VNO-NCW weer aan tafel gaat met de werknemersorganisaties. Als zij een akkoord hebben, krijgen wij binnen de politie vervolgens de gelegenheid om een fatsoenlijke RVU in elkaar te zetten.

    Ben je benieuwd naar de voorwaarden voor de oude RVU? Kijk dan op deze pagina.

    Als je het uniform draagt, graag! Ook al ben je officieel vrij op 27 maart. Het gaat tijdens de actie namelijk om de uitstraling. Iedereen moet meteen zien dat het politiemensen zijn die actie voeren.

    Als je in BVCM gepland staat voor een dienst, dan valt de vakbondsactie onder ‘dienst’. Je registreert deze dus als ‘gewerkt’. Ben je vrij en staat dat ook zo in BVCM, dan verander je dat dus niet. Sta je gepland als ‘vrij’, dan voer je actie in je vrije tijd.